85 J. WOLTHUIS, Waterpassingen als middel ter vaststelling van verticale beweging van brugpijlers Landmeter van het kadaster, Nijmegen Tijdens de bouw van de verkeersbrug over de Oude Maas in Rijks weg 16 zijn in opdracht van het Bruggenbureau door de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat enkele waterpassingen uitgevoerd om eventuele verticale beweging van de brugpijlers te kunnen nagaan. De metingen werden in verschillende bouwstadiën verricht o.a. voor en na het betonstorten in het pijlerlichaam en voor en na het opleggen van de bovenbouw van de brug. Als controlepunten waren in de pijlers ijzeren bouten van rechthoe kige doorsnee aangebracht. Onmiddellijk onder de granieten deklaag waren in elke pijler, regelmatig over de omtrek verdeeld, 4 of 5 bouten zodanig ingemetseld, dat de kop van de bout enkele cm buiten de pijler uitstak (zie figuur 1). In het bovenvlak der bouten was een zaagsnee aangebracht, die diende als ophangpunt voor de baken. De gebruikte baken waren streepbaken van Zeiss met invarband t 6 n Fig. 1 waarop een halve-centimeterverdeling, en houten baken met blokver- deling in cm. Aan elk der baken was aan het boveneinde een ijzeren plaat met ronde opening bevestigd, zodat deze opgehangen konden worden aan de boven beschreven bouten en wel zodanig, dat de boven kant der plaatopening precies sloot in de inkeping der bouten. Het instrumentarium bestond uit twee waterpasinstrumenten van F. W. Breithaupt en Sohn te Cassel. De kijkers hadden een objectief van 41 mm nuttige opening met 510 mm brandpuntsafstand en een vergroting van 40 X. De kijker van elk instrument rustte met ronde tappen in vorken en had een reversieniveau van 5". In figuur 2 is schematisch voorgesteld op welke wijze de belang- 1 0 11 Fig. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 31