_[xx] 88 niet mogelijk. Voor de aanvang der meting zijn de instrumenten zo goed mogelijk geregeld, zodat een kleine fout verwacht mag worden. Tijdens de meting zijn ten behoeve van bout 6 bovendien de niveaux van beide instrumenten omgezet, waardoor in het gemiddelde resultaat van twee metingen de fout tengevolge van de hoek tussen beide richt lijnen van het reversieniveau wordt geëlimineerd. En in het gegeven geval speelt blijkens bovenstaande een kleine fout in de vizierlijn een ondergeschikte rol, zowel bij de hoogtebepaling van bout 6 als van i en li. De straalbuiging kan nu ook niet zuiver berekend worden, doch daar de total.e correctie voor straalbuiging en aardkromming samen slechts enkele dmm bedraagt heeft dit geen praktische betekenis. Veronderstellende dat gedurende de meting de refractie constant blijft en geen instrumentfouten aanwezig zijn, kan op de volgende wijze inzicht verkregen worden in de bereikte nauwkeurigheid. Uit de 16 verkregen hoogteverschillen worden de grootheden v afgeleid, door van iedere waarneming het overeenkomstig gemiddelde af te trekken. |t'l Door nu van ieder der grootheden v het bedrag af te trekken, worden de verschillen x gevonden. We krijgen dan mz '5 en Af//2 16 Onderstaande tabel geeft een overzicht van de op deze wijze berekende middelbare fouten in de hoogteverschillen. Datum van meting Af// (in dmm) 1 1 naar 1 11 naar 6 Nov. '36 37 3.7 Jan. '37 2,2 1,4 Juni '37 1 -7 2,6 Sept. '37 4,1 2,8 Oct. '38 1., 1 i,9 Juni '39 2,0 i,9 De hoogteverschillen der overige bouten zijn bepaald t.o.v. de hoofd bouten i, 6 of ii, terwijl tenslotte de N.A.P. hoogten zijn verkregen door aansluiting door middel van secundaire waterpassingen aan de hoofdmerken in de Hervormde kerken te Dordrecht en Zwijndrecht.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 34