61 zien van het vraagstuk der abstracte levering dat van de moderne wetgever een beslissing hierover verwacht kan worden. Alvorens dit overzicht te beëindigen wil ik nog enkele opmerkingen maken over het zogenaamde negatieve stelsel. Naar mijn mening breekt eindelijk het tijdstip aan, dat de onjuiste term negatief stelsel naar de juridische rommelzolder wordt verwezen. Scholten zegt op een weinig opvallende plaats in zijn Zakenrecht (7e druk, blz. 181) „het best laat zich het negatieve stelsel karakteriseren „door tegenstelling met het positieve, niet dus door eigenschappen die „de inschrijving heeft, maar door diegene die zij mist". Hiermee is de term negatief stelsel veroordeeld. Slechts van het positieve stelsel kan de betekenisvolle definitie worden gegeven, zoals I. Boer Hzn. dit deed (R.M. 1895, 261): „Wie te goeder trouw krachtens geldige overeen- komst verwerft van de ingeschreven eigenaar, verkrijgt door inschrij ving het onomstotelijk zakelijk recht". Let wel, de verkrijger heeft zich in verbinding te stellen met de 'ingeschreven eigenaar. Het posi tieve stelsel kent betekenis toe aan dat wat werd ingeschreven, dus aan de publicatie, maar daarmee wordt een door de wet voorgeschreven wijze van publiceren waaraan deze betekenis niet wordt toegekend nog geen negatief stelsel. Het is geen stelsel en het is niet negatief. Ons wetboek schrijft op verschillende plaatsen publicatie voor, o.a. bij de vestiging en overdracht van zakelijke rechten op onroerend goed. Wordt de vereiste publicatie achterwege gelaten, dan behoeft men verder over deze rechtsfeiten niet te spreken. Evenmin wanneer vestiging, overgang of overdracht van deze rechten door de wetgever wordt toegelaten buiten de registers om. Men kan dan desgewenst spreken van een meer of minder volledige publicatie. Maar men kan eerst van een stelsel spreken wanneer aan het eenmaal gepubliceerde betekenis wordt toegekend. Negatief is deze nooit. Beneden nul kan de betekenis niet dalen. Welnu, onze wetgever schrijft een wijze van publicatie voor, die geen afgerond geheel vormt. Het publiek beoordele zelf de waarde hiervan aan de hand van het positieve recht. De waarde kan nul zijn, soms is zij positief (b.v. art. 1224 en 1910 B.W.). Het bovenstaande beschouwe men niet als een woordenspel. De be schouwingen over de abstracte levering en de bescherming van derden te goeder trouw kunnen t.a.v. de openbare registers slechts duidelijk gemaakt worden door de termen positief en negatief stelsel over boord te zetten. Slechts blijft de vraag: in hoever zijn deze registers betrouw baar? Een verandering van stelsel komt niet meer aan de orde, wel een verandering in de mate van betrouwbaarheid. Wie belangstelt in deze kwestie leze eens het artikel „Bescherming van de rechten van derden" door Prof,. Beekhuis in W.P.N.R. 4047. Besprekende een.door Prof. Petit uitgebracht praeadvies zegt hij „Het „is duidelijk dat positieve en negatieve betekenis van de publicatie „niet met elkaar in strijd zijn.Het is daarom ook minder juist, dat „men i.v.m. de overdracht van onroerend goed het positieve en het „negatieve stelsel pleegt voor te stellen als stelsels die elkaar uitsluiten". Gaarne onderschrijf ik dit. Zoals ik echter reeds hierboven uiteen zette geef ik er de voorkeur aan enige stappen verder te gaan. December 1948.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 7