34 K. VAN DER MOLEN Over het oplossen van normaalvergelijkingen 118 ruw gemeten. De afstanden BP, BQ en BR worden op een kaart uitgepast. Teneinde in het overgangsnomogram de grootheid A e te kunnen uitpassen moet men de uitgepaste afstand e sin cp beschouwen als de excentriciteit die behoort bij <p 100 gr. Neemt men A d i dmgr, dan wordt voor de richting naar P gevonden (e 34 m, <j> 100 gr, a 4000 m)(Ad— S'"-£j A e 0,4 cm, dusV 100 X 1,9 cm per 100 meter. Voor Q wordt gevonden A e 0,5 cm, of V 100 X 1,9 cm per 100 meter 4' (de gelijkheid der V's is toeval) en voor R wordt het O 27 A e 0,27 cm, dus V 100 X 0,45 cm per 100 meter. De bepaling gaat met het nomogram dus zeer eenvoudig. Het blijkt dat voor de richtingen naar P en Q alles in orde isdeze kunnen zonder bezwaar op A worden gemeten. Voor de richting naar R doet men echter beter met een ander excentrisch punt te zoeken, waarbij V groter wordt dan 1 cm. Kan dit niet, dan zal aan de gecentreerde richting BR een kleiner gewicht worden toegekend dan aan de over gebrachte richtingen BP en BQ. Van deze twee laatste richtingen kan gezegd worden dat zij door de overbrenging niet onnauwkeuriger geworden zijn. Met de richting naar R is dit wel het geval. Zwolle, April 1944. Civiel-landmeter bij de Deli-Maatschappij te Medan In dit Tijdschrift, jg. 1946, blz. 53 e.v. bespreekt Prof- Tienstra de oplossing van een stelsel lineaire vergelijkingen van de gedaante: an x a12 y a13 z a^y o, «12 x a22 y a23 s a2J 0, «13 x «23y «33 z «3/ en daarbij E aXfX «2/y «3 fz aff- Een andere oplossingswijze geeft de leer van de determinanten en hieraan zijn naar mijn mening enkele voordelen verbonden, voorname lijk de overzichtelijkheid van de bewerking en de vermindering van het gevaar van afrondingsfouten, die een nadere beschouwing waard zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 14