138
van de naburige erven is afgescheiden, doch niet het perceel waarvan
een onzichtbare kadastrale grens ergens aan de overzijde van een sloot
door het perceel van de buurman loopt of een huisperceel dat voor een
gedeelte wellicht reeds meer dan dertig jaar ongestoord en te goeder
trouw door een ander als eigenaar wordt bezeten. In ongeveer gelijke
geest heeft de Hypotheekbewaarder C. J. Kluvers in jaargang 1938
blz. 77 en 78 van dit tijdschrift geschreven.
Kan, zo inderdaad de oude kadastrale kaart ter plaatse juist was,
de nieuwe koper uit het artikel van Mr. Bes de bedoeling hebben
gehad het door een muur van zijn erf afgescheiden gedeelte te kopen
Ik betwijfel het zeer- M.i. is het huis en erf zoals het er lag het onder
werp van de overeenkomst geweest. Daarom is de begrenzing van het
perceel beslissendde oppervlakte van een perceel wordt uit zijn gren
zen afgeleid, niet de begrenzing uit zijn oppervlakte. In jaargang 1947
blz. 9 heb ik reeds uitvoerig medegedeeld hoe slecht de oppervlakten
van de percelen in de Amsterdamse binnenstad oorspronkelijk zijn
bepaald. Het komt dan ook meermalen voor dat percelen waaraan
bij de hermeting eveneens een deel van het erf werd „ontnomen" des
ondanks groter bleken te zijn dan de bij het Kadaster bekend staande
oppervlakte. Waar zou trouwens de nieuwe koper van het perceel,
dat 20 ca kleiner werd, de 3 ca vandaan moeten halen die aan de
oude grootte ontbraken, zo de betwiste 17 ca wel zijn eigendom
zouden zijn?
Zelfs indien de voorstelling van het perceel op de oude kaart juist
zou zijn, lijkt het mij, om het voorzichtig uit te drukken, zeer twijfel
achtig of de verkoper, die het in eigendom verkreeg in 1927, de ge
ïncrimineerde strook zelf ooit heeft bezeten. De delimitatie na de
hermeting in 1939 wijst hierop. Kadastraal is van het „benadeelde"
perceel niets bekend dan de voorstelling er van op het minuutplan
dat van 1820 dateert. Van een in het kadastraal archief vastgelegde
grens (Mr. Bes op blz. 20) is hier, in de betekenis die men daaraan
pleegt te hechten, geen sprake- Het „bevoordeelde" perceel is sinds
1820 eenmaal (in 1893) aanraking geweest. Het veldwerk dat op de
meting betrekking heeft, verschaft geen duidelijk licht over de be
grenzing van het nummer.
Het volkomen gebrek aan kadastrale gegevens en de onbetrouw
baarheid van de bestaande kadastrale kaart, die vrijwel nergens bij-
pijlingen vertoont, waren bij de hermeting in 1939 aanleiding de be
trokken eigenaars uit te nodigen aan de landmeter van het Kadaster
de grenzen van hun eigendommen aan te wijzen. Beide partijen de
„benadeelde" bij schriftelijk gemachtigde hebben aan deze uitnodi
ging voldaan. Zij verklaarden na de aanwijzing schriftelijk „ten be
hoeve van de kadastrale dienst aan de landmeter van het Kadaster
de grenzen van hun percelen te hebben aangewezen en deze grenzen
als eigendomsgrenzen te erkennen" en bekrachtigden deze verklaring
met hun handtekeningen. Tegelijkertijd verklaarde de landmeter dat
gene wat hem was aangewezen in de kadastrale registers te zullen
toepassen.
De tekst van de delimitatieverklaring, die veelvuldig bij de herme-