LANDMEETKUNDE
H. VAN DEN BERG
Het meten op excentrische standplaatsen
E
Landmeter van het kadaster te Zwolle
Het is wel van belang dat een overgangsberekening gecontroleerd
wordt, want eventuele fouten in deze berekening komen eerst veel later
aan het licht en dan is er veel onnodig rekenwerk verricht. Vooral nu
tegenwoordig een groot deel der landmeetkundige berekeningen door
lager personeel wordt verricht, is een controle zeer gewenst. In
de leerboeken wordt
meestal aangeraden de
berekening tweemaal te
laten doen (door twee
rekenaars, ieder afzon
derlijk). Ik stel mij
echter voor, dat deze
raad in de praktijk wei
nig opvolging zal vin
den. Beter lijkt het mij
daarom voor de con
trole op de overgangs
berekeningen een no
mogram te vervaardi
gen. Het werd vervaar
digd voor de benade
ringsformule
e sin
e
d
z
cc
I875m
2
SNS
a
r
0
v
cp= 9/.000
e 6,^5 m
Door dit nomogram (zie bijlage) wordt de gehele berekening gecon
troleerd, behalve het bepalen van de hoek <p. In het nomogram loopt de
<f-schaal slechts tot i gr. Voor grotere overgangen kan gebruikt worden
de formule
i/io e sin 9
110 d p
of bij kleine waarde van a:
1/10 d p
e sin 9
10 a
Bij het meten op excentrische standplaatsen heb ik mij reeds her
haaldelijk afgevraagd of men bij het kiezen van het excentrische punt
volkomen vrij is, of dat dit punt soms aan zekere voorwaarden ge
bonden is. Rekening houdende met de onnauwkeurige lengtemeting
komt men er vanzelf toe de excentrische afstand zo klein mogelijk
te houden. Waar echter voor de lengte van e de grens ligt, vindt men