Literatuuroverzicht
ISO
en Lith" (2300 ha), die geheel terrestrisch is gemeten en waar een
uitgebreide pac-htregeling moest plaats vinden en verder vraagstuk
ken van wederopbouw en provinciale wegen om oplossing vroegen, stelt
mij enigszins gerust. Laat ik hieraan nog als voorbeelden toevoegen,
dat een zeer nauwkeurige tijdsbegroting voor de in 1948 met toepassing
van luchtkaartering aangevangen ruilverkaveling „Maurikse Wete
ring" (4500 ha) voor het aantal dagen per ha 1,8 te zien geeft en dat
voor de vermoedelijk dit jaar in bewerking komende ruilverkaveling
„Godlinze" (2300 ha) de raming 1,5 dag is.
Het lijkt mij toe, dat „het domme potlood" achterwege kan worden
gelaten.
Arnhem, 19 April 1949.
Zeitschrift für Vermessungswesen, 1949, blz. 10.
Gedanken zur Bodenreform in der britischen Besatzungszone
Deutschlands von Regierungsvermessungsrat i. R. Schlömer.
Met de nu ook in West-Duitsland spoedig in te voeren bodemher
vorming zal overeenkomstig de verordening d.d. 4 September 1947 van
de militaire Gouverneur voor de Britse Bezettingszone
a) de politieke en economische macht van het grootgrondbezit door
begrenzing van de aan één eigenaar toebehorende grondoppervlakte
worden ingeperkt en
b) aan een groter deel der bevolking gelegenheid worden gegeven zich
als landbouwer te vestigen.
Dientengevolge mag niemand meer dan 150 ha grond in eigendom
hebben. De meerdere grond wordt, onder toekenning van schadeloos
stelling, onteigend ten behoeve van de Landsregering en zal o.a. aan
uit het Oosten uitgeweken boeren worden toegewezen.
Daar deze uitermate belangrijke vraagstukken onderwerp van be
handeling zijn in parlementen en politieke partijen, is het van belang
dat deskundige voorlichting wordt verstrekt over de werkelijke ver
houdingen van het grondbezit in de landbouw.
De schrijver geeft in een tabel een vergelijking van de bedrijfsgroot-
ten in Oost- en West-Duitsland. Hieruit blijkt dat in Oost-Duitsland
ca 24% van de oppervlakte behoort tot de eigendommen groter dan
200 ha, in West-Duitsland'ca 10%. In tegenstelling met Oost-Duitsland
is in West-Duitsland nauwelijks een aaneengesloten bedrijf groter dan
150 ha te vinden, dat van één centrum uit geëxploiteerd wordt. De
grote eigendommen zijn in vele boerderijen, gelegen in verschillende
streken en gemeenten, verdeeld en worden evenals het losland op lange
termijn verpacht. Meestal blijft het pachtrecht aan dezelfde familie
en gaat het van vader op zoon over.
De huidige verhouding tussen groot-, middelgroot- en kleinbezit in
Noordrijn-Westfalen is als ideaal te beschouwen. Vermeerdering van
de agrarische productie is niet te bereiken door verandering in de