k k
du -j d (f
k k
k
P
177
vanzelf, dat de gebroken richting alleen dan zin heeft, als ze in wezen
niet onnauwkeuriger is dan de ongebroken richting. In het tijdschrift
Allgemeine Vermessungs-Nachrichten werden enkele artikelen gewijd
aan een nauwkeurigheidsonderzoek van de fictieve richting \p. Een
theoretisch zuivere gewichtsbepaling is echter zeer moeilijk. In de
practijk zal men voor elk geval de foutenbijdragen als gevolg van
richtingsmeting, van centrering en van fouten in de gegeven punten
schatten en tegen elkaar afwegen.
Dikwijls zal men in de hulpveelhoek kunnen volstaan met één hulp-
P C
Figuur 2
puntdit geval deed zich in de praktijk voor. Uit Snelliuspunt P is
de richting naar het gegeven punt A niet zichtbaar. Voor een goede
bepaling van punt P kan deze richting niet gemist worden en daar
een excentrische opstelling niet mogelijk blijkt, is een hulppunt PI
gezocht zo dicht mogelijk in de lijn PA, van waaruit de richtingen naar
de punten P en A gemeten kunnen worden (zie fig. 2).
De vraag is nu, hoe groot de invloed is van fouten in lx, I2 en
hoek <p op dfe te berekenen hoeken a en /3, en welke de gunstigste
ligging is van het punt H t.o.v. de punten P en A. Voor kleine hoeken
kunnen we schrijven (tp< 4 gr)
O k
-® en P 1 ff
Bij benadering is lt l2 l, dus
k j 1 k
P
1 d
1 d In