;V V 4 "V h mf of mx mo ji (/i2 mi? 722 V 72 *®a 74 ^i2 'i 178 Evenzo is I 2 ro2 2 Hieruit volgt, dat de grootte van mx en in hoofdzaak bepaald wordt door my, vooropgesteld dat het hulppunt H dicht bij de lijn PA ligt. Het is dus gewenst mzo klein mogelijk te houden. De hoek meting in H dient minstens even nauwkeurig te geschieden als in Snelliuspunt P, terwijl een juiste centrering van groot belang is. Verder blijkt, dat de fout in de hoekmeting van hoek slechts voor een deel nl. in de verhouding en overgaat op en fi. In geval van achterwaartse richting zullen we hulppunt H bij voorkeur zo dicht mogelijk nabij het gegeven punt A kiezen. Is tevens een voorwaartse richting gemeten, zoals in ons geval, dan is de gunstigste ligging van H halverwege het gegeven en het te bepalen punt. De nauwkeurigheid waarmede de afstanden Zt en bepaald moeten worden is voor elk geval vast te stellen. 1 Is lx /2 en mi vii 1,lidan geldt: 2 12 Hierin is m^de som der kwadraten der middelbare fouten als gevolg van meting en centrering. Voor dezelfde waarnemer en hetzelfde hoek- meetinstrument is de waarde van mx nagenoeg constant, zodat hier voor een vast bedrag kan worden genomen. De centreerfout zal van geval tot geval kunnen variëren. Soms zal gedwongen centrering aan beveling verdienen. Wensen we mx en mp bv. met een nauwkeurig heid van 10 dmgr en stellen we de centreerfout op 5 dmgr, dan is bij gegeven <p 3 gr en 3 km 100 —.125 -|- mf of vif ca 120 cm. Lengtebepaling zal men bij voorkeur langs indirecte weg doen. H Figuur 3 Dikwijls kunnen uit een eenvoudige puntsbepaling de coördinaten van hulppunt H afgeleid worden, waaruit vervolgens met de voorlopige coördinaten van het te bepalen punt en de bekende coördinaten van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 24