182 gang aanwezig is. (Onvolkomenheden in de schroefdraad spelen geen rol, daar men steeds hetzelfde gedeelte gebruikt.) Om richtonnauwkeurigheden te vermijden, is aan het onderstel van de theodoliet een nok aangebracht, waartegen de alhidade kan stuiten, zodat men bij het repeteren steeds verzekerd is van dezelfde uitgangsstand. Het meetprogramma is nu aldus ie stel micrometer op nul, 2e stel een randstreep tussen de draden (mogelijk door de vrijheid binnen i dgr waarover men beschikt bij de instelschroef van de rand), 3e draai alhidade om repetitieas totdat deze tegen de nok stuit, 4e klem repetitieas, 5e maak alhidade los, 6e laat staafje aan instelschroef in stand I tegen alhidade stuiten, 7e draai alhidade terug tegen de nok, 8e verplaats staafje in stand II, 9e bepaal door herhaalde instelling van de micrometer de grootte van de doorlopen hoek, 10e als 3 enz. Voor een drietal theodolieten werd het schaaltje 10 X doorgemeten. In fig. 4 zijn de resultaten met inachtneming van de lineaire fouten grafisch voorgesteld. De middelbare fouten in de gemiddelde waarneming van de af wijkingen zijn resp. 4, 5 en 5,5 dmgr. Het verloop is dus vrijwel sinusoïdaal. De oorzaak hiervan moet vermoedelijk worden gezocht in een onjuiste stand van het schaaltje t.o.v. de draaiingsas van de planplaat, als aangegeven in fig. 3. Ter bepaling van de excentriciteit van de rand kan men verschil lende methoden kiezen b.v. a) door het repeteren van een hoek van 30 gr (7 X), waarbij de tussentijds verkregen waarden worden genoteerd; deze aflezingen, vergeleken met het daarbij behorende aantal van de door repetitie verkregen gemiddelde hoek, leveren dus de fout van de randstrepen bij 50, 100, 150, 200, 250, 300 en 350 gr t.o.v. nul graden; b) door het meten van een hoek van 200 gr in verschillende randstanden b.v. 0-100-200-300, 25-125-225-325, enz. De resultaten kunnen dan worden behandeld als bij de excentriciteitsbepaling aan een theodoliet met twee noniën. Figuur 5 geeft de niet vereffende resultaten weer bij genoemde drie theodolieten volgens methode a en b. De waarden volgens a zijn verkregen uit 5 series waarnemingen. De resultaten in fig. 5 A en B zijn gecorrigeerd voor micrometer- foutenfig. 5 C geeft de grafiek volgens de onder a beschreven methode weer, voor en na correctie. SlotopmerkingHoewel de excentriciteit niet groot genoemd kan worden, blijkt het om deze fouten te ontgaan, afgezien van andere

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 28