Literatuuroverzicht
Nederlandse Jurisprudentie.
1949/8. Hoge Raad, 25 Juni 1948.
Het vonnis van de Rechtbank 's-Hertogenbosch (1948/214), waarbij
een onteigeningsaanzegging ex Besluit F 67 ongedaan moest worden
gemaakt, omdat de rechter uit art. 14 concludeerde dat het Besluit
zijn geldigheid had verloren zes maanden na het opheffen van de
bijzondere staat van beleg, wordt door de Hoge Raad vernietigd.
Dit college leidde uit dit art. 14 af, dat de verzoeken om schade
vergoeding voor tijdens de bijzondere staat van beleg onteigende goe
deren binnen de termijn van zes maanden moeten worden ingediend,
maar oordeelde, dat latere onteigeningsaanzeggingen niettemin rechts
geldig kunnen geschieden. Ook de p.g. deelt deze mening en vestigt
daarbij de aandacht op art. 9, waarin staat, dat een ieder de uitvoering
van plannen van het College van Gemachtigden heeft te gedogen,
wat erop wijst dat het Besluit juist voor de toekomst voor de weder
opbouw moet worden toegepast.
Het wordt tijd dat de Wederopbouwwet eindelijk eens komt om de
talloze kwesties door F 67 gerezen uit de wereld te helpen.
I949/'I9- Rechtbank Arnhem, inzake de ruilverkaveling Duivense
Broek, is reeds behandeld in dit Tijdschrift 1949/73.
Over de conclusie van C.K. op blz. 76, dat het toedelen van grond
voor Rijkswegen krachtens art. 13 nieuw der r.v.k. wet zou afstuiten
op gebrek aan landbouwbelang valt n.m.m. te twisten. Misschien dat
in casu van bevordering van de landbouw niet, ja zelfs van het tegen
deel kan worden gesproken; dit behoeft echter lang niet altijd het
geval te zijn, terwijl mede naar mijn gevoelen van betekenis zal zijn
welk percentage van de totale oppervlakte op deze wijze in het blok
in beslag zou worden genomen.
1949/51. Kantonrechter Haarlem, 2 November 1948.
Een notaris wordt beschuldigd op grond van het Tribunaalbesluit
dat hij in 1942 en 1943 voor 49 panden Joods bezit akten van ver
koop heeft gepasseerd zonder de kopers te waarschuwen, dat dit goed
door de vijand was geroofd en dat hij uit die transacties voordeel heeft
genoten.
De kantonrechter verklaart de beschuldiging vervallen
a. omdat niet is bewezen dat de notaris de kopers niet heeft gewaar
schuwd,
b. omdat art. 6 Notariswet weigering van ministerie verbiedt en ook
de Broederschap van Notarissen in 1942 heeft geadviseerd dat ,,de
op bedoelde verkopen betrekking hebbende voorschriften rechts
kracht hebben, zodat er rechtens geen grond voor dienstweigering kan
worden aangenomen,"
c. omdat het genoten voordeel door beschuldigde is afgestaan aan een
fonds met een algemeen maatschappelijk doel in het leven geroepen
door de'Broederschap.
Hier past alleen de opmerking dat de betrokken notaris zijn cliënten