195
van de N.G.V. en rotgenoten wel niet al te onaangenaam op zijn kan
toor zal hebben ontvangen, dat de 49 gevallen in twee jaar tijds kon
den worden gesignaleerd. Er blijkt niet of door beschuldigde in 1944
en 1945 dergelijke transacties zijn beschreven en zo niet, wat daarvan
de oorzaak is geweest.
1949/61. Hof Leeuwarden, 6 October 1948.
Bekrachtiging van de uitspraak in kort geding van de President van
de Rechtbank te Groningen van 9 December 1947 (N.J. 1948/533,
dit Tijdschrift 1949 blz. 29), inzake de vordering van kweldergronden
aan de Groninger Waddenkust door de Staat in April 1942.
Het Hof geeft geen uitspraak over de vraag of de Staat onrecht
matig handelde door de vordering, omdat deze vraag in het référé niet
aan de orde was. De President besliste alleen dat, hangende de vraag
over de hoofdzaak, nl. de eigendom van de gevorderde kwelder-
gronden, de Staat zich moest onthouden ten aanzien van de betwiste
gronden van alle daden van gebruik, bezit en beheer.
Lezing van het uitvoerige arrest doet vermoeden dat het Hof in
de hoofdzaak van mening zal zijn dat de vordering onrechtmatig is
geweest, omdat deze, steunende op het Algemeen Vorderingsbesluit
1940, gezegd werd te zijn gedaan in het belang der voedselvoorziening,
wat achteraf gebleken is betwistbaar te zijn.
De betrokken greppelende Groninger boeren zullen kunnen zeggen
er zijn nog rechters in Nederland.
1949/69. Rechtbank Groningen, 6 Februari 1948.
Het ingrijpen in het eigendomsrecht door de Overheid via de Ont
eigeningswet geeft de rechter nogal eens gelegenheid om b.v. een
gemeente in te scherpen, dat de wettelijke formaliteiten er zijn ter
bescherming van de belangen der eigenaren.
Een gemeente had bij Raadsbesluit voor de Volkshuisvesting ont
eigend een aantal percelen ten name van X en consorten. Halt, zei de
Rechtbank. Art. 80 O.W. is niet nageleefd. De percelen staan volgens
de kadastrale legger ten name van X, Y en Z en deze hadden dus
alle drie in de stukken moeten worden genoemd. Het verweer dat in
de legger „ten gemeentehuize aangehouden" alleen stond X en cons,
wordt beantwoord met: alleen de registers ter bewaring zijn de offi
ciële, die door de O.W.wet worden bedoeld. De vordering wordt der
halve ontzegd.
Een prachtbeurt voor de betrokken Secretarie, waar nu het gehele
geval weer van voren af aan moet worden aangepakt.
1949/107. Rechtbank. 's-Gravenhage, 30 Juni 1948.
Een vordering tot terbeschikkingstelling van een servituut door
de Staat gedaan op grond van het Algemeen Vorderingsbesluit 1940
wordt afgewezen.
De Rechtbank overweegt onder meer„dat nu aan gedaagde (de
Staat) grondwettige middelen ter beschikking stonden (de Onteige
ningswet) de op het noodrecht steunende voorschriften toepassing
misten". Past men dit toe op het Besluit F 67, dan komt men wel tot
andere conclusies dan de Hoge Raad in 1949/8 (zie hiervoor).
Een van de bezwaren van de Rechtbank was ook, dat het wel zeer