196 dubieus is of een servituut een recht is dat kan worden onteigend en overgedragen. Eerst in 1922 heeft men in art. 4 O.W. deze ont eigening opgenomen, een argument te meer voor de Rechtbank om de Staat voor dit geval te verwijzen naar de procedure van die wet. 1949/120. Hoge Raad, 25 Maart 1948. Inbreuk op een „heerlijk" veerrecht door een brug te bouwen en open te stellen. Over het veerrecht van de Heerlijkheid Ridderkerk heeft het Hof te 's-Gravenhage op 25 Februari 1946 eerst een arrest gewezen waarbij de klager werd afgewezen, nadat een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam een voor hem gunstige beslissing had ge geven. In cassatie was het eerste middel gericht tegen de beslissing van helt Hof, dat door het leggen van een brug, een oeververbinding anders dan te water, een veerrecht niet kan worden geschaad. Deze opvatting wordt door de Hoge Raad onderschreven en het cassatie beroep verworpen, zonder dat andere grieven worden onderzocht, wat de p.g. wel doet, maar deze concludeert eveneens tot verwerping. 1949/132 Rechtbank Zutphen, 15 Januari 1948. Eiser stelde eigendomsverkrijging door verjaring van een strook grond bezet met elzen, omdat hij daarvan met zijn rechtsvoorgangers gedurende onheuglijke tijd, in elk geval meer dan 30 jaar, het bezit zou hebben gehad. Gedaagde maakte inbreuk op dit bezit, maar ver weert zich dat hij bezit uitoefende als eigenaar, waarbij hij eigen domsbewijzen sinds 1895 in het geding brengt. Ten processe is komen vast te staan dat eiser eerst sinds 29 Juni 1932 bezitsdaden ten aanzien van het litigieuse perceel heeft uitge oefend op welke datum hij het terrein, naar hij zelf stelt, bij een open bare veiling heeft gekocht. Eiser wil dus bezit van zijn voorgangers bijtellen, maar hieromtrent overweegt de Rechtbank: „dat voor een dergelijke bijvoeging van het bezit nu als eis moet worden gesteld dat de verwerving geschiedde op volkomen regelmatige wijze, dus door een levering die de verkrijger eigenaar gemaakt zou hebben, indien hij van dë eigenaar geleverd gekregen had, en dat een bijvoeging van het bezit niet mogelijk is indien de verwerving niet geschiedde krach tens een akte van transport „ingeschreven" (sic! J.) overeenkomstig art. 671 B.W.dat toch, zou evengenoemde eis niet gesteld worden, de door art. 671 gestelde regeling van de eigendomsoverdracht van nul en gener waarde zou zijn en men van een eigenaar kopende, de in schrijving achterwege zou kunnen laten, omdat men dan, al is het niet door levering, toch tengevolge van de bezitsverkrijging onmiddel lijk eigenaar zou worden door verjaring, terwijl er dan bovendien een anomalie zou ontstaan met de in art. 2000 B.W. neergelegde regel van verjaring, o.m. meebrengende dat men, na verkrijging van onroe rend goed krachtens titel, doch zonder levering, daarvan de eigendom eerst verkrijgt na 20-jarig bezit O. dat dan thans in de eerste plaats dient te worden nagegaan of de eventuele verwerving van het ten processe bedoelde terrein door eiser heeft voldaan aan bovengenoemde eis; O. te dien aanzien, dat eiser heeft gesteld het terrein op 29 Juni

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 42