197
I932 in openbare veiling te hebben gekocht, ten bewijze waarvan hij
heeft overgelegd een uittreksel uit processen-verbaal van de op 15 en
2Q Juni 1932 door de Notaris M. te A. gehouden openbare veiling,
blijkens welke ten verzoeke van K. wonende te D. zowel in privé als
wettelijk voogd over H.A. en J.A. werd ingezet, resp. aan eiser in
koop toegewezen het perceel heide in den Wolboom, kadastraal bekend
gemeente Aalten sectie H, nr. 1844, groot 44 aren, welk uittreksel
werd overgeschreven ten hypotheekkantore te Z. op 11 Juli I932>
deel 1100, nr 112;
dat eiser zich nu op het standpunt stelt, dat de kadastrale aandui
ding, zoals deze in genoemde processen-verbaal is opgenomen, op een
vergissing berust, en dat voor nr. 1844 moet worden gelezen nr. 1843,
omdat het perceel 1844 ten tijde van de veiling niet meer was heide
gelijk het perceel 1845 wel was hij, eiser, toen reeds door ver
jaring eigenaar van het perceel 1844 was geworden en de verkopers
alstoen hebben willen verkopen, gelijk eiser toen heeft willen kopen,
het ter gelegenheid van de veiling met houten paaltjes kennelijk uit-
gebakende perceel, hetwelk evenwel blijkt kadastraal genummerd te
zijn 1845
O. dat, daargelaten of de aanduiding van het kadastrale nummer in
meergenoemde processen-verbaal al of niet gelijk eiser staande
houdt -op een vergissing berust, in ieder geval ten processe vaststaat,
dat een verwerving door eiser van het perceel nr. 1845 niet 'en hypo
theekkantore is ingeschreven en eisers bezit van dat perceel dus niet
voldoet aan de vereisten om het bezit van zijn eventuele rechtsvoor-
gangers bij het zijne te voegen
O. dat dus eiser niet in zijn vorderingen kan worden ontvangen.
1949/196. Hof Amsterdam, 2 December 1948.
Over de nietigheid van een koopovereenkomst van onroerend goed
door de bepaling van art. 3 van het Vervreemdingsbesluit Onroerende
Zaken zijn de meningen nog steeds verdeeld. Het Hof beslist nu, dat
zonder de goedkeuring van het Prijzenbureau de overeenkomst in
zijn geheel „nietig" is, zodat niet betaling van de koopprijs enerzijds
noch levering anderzijds kan worden gevorderd. Echter die „nietigheid"
brengt weer niet mede, dat als toch, in afwachting der goedkeuring,
reeds feitelijk is geleverd (de koper ging direct in het huis wonen) ver
koper geen ontruiming kan vorderen, terwijl als tevens, zoals in casu,
reeds een deel van de koopprijs is betaald, de koper dit betaalde niet
als onverschuldigd kan terugeisen.
Zoals Houwing in W.P.N.R. 4067-4069 betoogt en nog eens her
haalt in een noot bij N.J. 1949/167, hebben we hier dus te doen met
een overeenkomst onder een opschortende wettelijke voorwaarde,
welke figuur ook weer staat geboren te worden in het Ontwerp Wet
Rechtshandelingen Landbouwgronden.
1949/198. Hof Amsterdam, 3 November 1948.
Wie is eigenaar van een Joods perceel in bezettingstijd verkocht?
Gedaagde had gekocht van de N.G.V. volgens zijn zeggen om het
later aan de Joodse eigenaar terug te geven tegen vergoeding van
kosten en schaden, zonder welke hij meende het pand niet te hoeven