198 af te geven. Het huis is inwendig door anderen in de oorlog vernield; gedaagde heeft het laten repareren en heeft huren geïnd sinds 8 Juni I945> die hij bereid is te verrekenen met de Joodse eigenaar. Het Hof komt met de Rechtbank tot de conclusie, dat wel de koop-overeen komst nietig is, maar geen rechten kunnen worden ontleend aan het feit, dat het Besluit E 93 voor een aantal bezettingsregelingen heeft bepaald, dat zij worden geacht nimmer van kracht te zijn geweest, zolang geen bijzondere voorziening is getroffen omtrent de regeling en opheffing der gevolgen. Dat dit is een taak van de Raad voor het Rechtsherstel, zodat voorlopig nog gedaagde als eigenaar moet worden beschouwd tot die Raad heeft ingegrepen. 1949/222. Rechtbank Haarlem, 22 Juni 1948. Een koopster van een Jodenpand, dat zij na de bevrijding door een rechtsherstelprocedure weer moest afstaan, sprak de notaris-redacteur van haar „koopakte" aan voor schadevergoeding. Zij werd afgewezen. Bij het kopen van het huis had zij niet geïnformeerd naar de herkomst van het huis. De Rechtbank vond de notaris niet onrechtmatig nalatig, dat hij niet had gewaarschuwd. Ook niet ex art. 73 der Notariswet achtte zij hem aansprakelijk nu een in 1944 volkomen geldige titel door verandering van wetgeving tot een ongeldige was verklaard. Eiseres had niet gesteld, dat in Februari 1944 voorzienbaar zou zijn geweest, dat de titel later ongeldig zou worden verklaard, dus kan de Rechtbank geen uitspraak doen of daaruit wellicht een aansprake lijkheid wegens nalatigheid van de notaris had kunnen voortvloeien. ï949l229- Rechtbank Amsterdam, 26 October 1948. Een merkwaardig geval van een gebrek aan accuratesse van een notaris wordt hier behandeld. Voor het opmaken van een koopakte wint de notaris inlichtingen in bij het Handelsregister. Deze inlichtingen zijn zodanig, dat de notaris een akte passeert waarin een andere N.V. als verkoopster optreedt dan de ware eigenaar. Deze laatste vraagt vernietiging van de koopovereenkomst en krijgt van de Rechtbank ge lijk. De koper moet zijn zaak in vleeswaren verlaten en tracht nu zijn schade te verhalen op de notaris. De Rechtbank stelt hem in het gelijk. Uit het vonnis blijkt niet van een recherche ten hypotheekkantore, waar allicht de juiste N.V. als eigenares te vinden was geweest voor het civiele bedrag van 75 cent. 1949/233. Hoge Raad, 30 April 1948. De artt. 658 en 659 B.W. gelden volgens ons hoogste rechtscollege alleen als tussen de eigenaar van de grond en de bouwer geen andere rechtsverhouding bestaat dan die door het bouwen is geschapen. Waar in het te berechten geval het bouwen geschiedde met toestemming van de eigenaar in verband met een voorlopige koopovereenkomst, waarover echter moeilijkheden tussen eigenaar en bouwer waren ge rezen, moeten hier niet de regels van de artt. 658 en 659 B.W. toe passing vinden, maar moet de verhouding tussen partijen worden be oordeeld naar hun verplichtingen uit de overeenkomst. In de overwegingen van de Hoge Raad en in de beschouwingen van zijn p.g. vindt men uitvoerige historische uiteenzettingen over de wor ding en de betekenis van de aangehaalde artikelen der wet.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 44