232 II. het grote archief. Ad. I. Het beginsel van openbaarheid van deze registers, van deze stukken, brengt met zich medehet verlenen van inzage, het verstrek ken van uittreksels (dus het afgeven van re productiesaan ieder die deze gegevens nodig heeft. (Hier is ter bekorting weer een gedeelte weggelaten, handelende over het ont staan van het uitgebreide archief en de wijze van over- en inschrijving De Redactie.) Bij de besproken systemen van over- of inschrijving is dus van mechanische reproductie nog geen sprake. Ditzelfde geldt ook voor het maken van „uittreksels' Deze worden aan belanghebbenden af gegeven in de vorm van getypte stukken. Vanwege de waardevolle inhoud worden de besproken archief stukken ten dele in brandvrije kluizen opgeborgen; voor de overige is brandvrije opberging evenzeer gewenst, doch, naar TT hegrijjwi- zult, vanwege de uitgebreidheid-varr het "archief, niet zo gemakkelijk -ultvoerbaSFr Een soort „schaduwadministratie" die bij mechanische reproductie heel eenvoudig, en op weinig kostbare wijze, zou zijn uit te voeren, is bij het Kadaster tot heden evenmin bekend. De laatste oorlog met zijn vele bombardementen heeft wel duidelijk aangetoond hoe groot de schade en last bij het verloren gaan van een zo kostbaar archief kunnen zijn. (Te Middelburg en Nijmegen zijn de kantoren van het Kadaster en de Hypotheken bijna geheel vernietigd.) Het beeld dat ik U hiermede gegeven heb zal U wel niet erg „up to date in de oren hebben geklonken. U zult hieruit onmiddellijk hebben afgeleid, dat het Kadaster, wat de toepassing der reproductie techniek betreft, nog een grote achterstand heeft in te halen. Het is niet mijn bedoeling dit tegen te spreken. Integendeelhet is ook mijn persoonlijke overtuiging. Over het bestaan van deze achterstand kan ik het geheel met U eens zijn. Alleen wil ik aangeven, dat er zeer gegronde oorzaken zijn aan te wijzen. Oorzaken die gedeeltelijk gelegen zijn buiten het toedoen van het Kadaster zelf. Naar mijn mening is het nl. niet zo verwonderlijk en ook niet on verstandig, dat in de besproken werkmethode, sinds de oprichting van het Kadaster, zo weinig verandering is aangebracht. Men gooit immers niet zo gemakkelijk oude schoenen weg vóór men nieuwe heeft, en bij een zo belangrijk instituut als het Kadaster nu eenmaal is, kan de overschakeling op nieuwe, moderne methoden slechts geleidelijk en op beproefde wijze geschieden. Om deze zienswijze te staven is het slechts nodig te wijzen op het geen we op „ander gebied" bij het Kadaster kunnen waarnemen. Op dit „andere gebied", nl. bij de meetmethoden en de kartografie zijn de meest moderne hulpmiddelen, als hoekmeetinstrumenten, plani- meters, rekenmachines, coördinatograaf, e.d. reeds lang geleden in gebruik genomen. Op dit gebied is de algemene vooruitgang van de techniek dus zeker niet onopgemerkt aan het Kadaster voorbijgegaan Mijns inziens is deze typische tegenstelling een volkomen logisch

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 34