Literatuuroverzicht
241
Jean Hurault: Manuel de photogrammétrie. Institut Géogra-
phique National, 107, Rue la Boëtie, Paris 8; 1100 francs.
Dit boek is geschreven om een handleiding te verschaffen aan het
technisch personeel van l'Institut Géographique National, dat belast
is met het verwerken van luchtopnamen tot kaarten.
De theoretische problemen worden daarom slechts behandeld voor
zover dit nodig is om de principes van constructie der instrumenten te
begrijpen. De praktijk van de verschillende fotogrammetrische metho
den wordt in detail behandeld.
Na een kort historisch overzicht worden achtereenvolgens behan
deld het stereoscopisch zien, stereoscopen die bij l'Institut Géogra-
phqiue National in gebruik zijn, de optiek van de opnemingscamera,
de opnemingscamera's van Frans fabrikaat en de Fairchild T5, de
opneming, het vliegschema, grafische ontschranking, optische ont-
schranking met de chambre claire en met het ontschrankingstoestel
van Gallus Ferber, grafische aërotriangulatie, methode der gleuf-
mallen, stereomultiplex, de Wild A6, het beeldenparen-instrument
Poivilliers „B", de voorbereiding en de terrestrische grondslag en ten
slotte de fotogoniometer.
Met behulp van zeer duidelijke schetsen van de onderdelen der ver
schillende instrumenten worden de diverse constructieve oplossingen
van de problemen der fotogrammetrie helder uiteengezet.
Voor het oriënteren van de beelden in de instrumenten en het uit
tekenen worden vele practische wenken gegeven.
Een enkele onnauwkeurigheid mag niet onvermeld blijven. Zo wordt
ten onrechte vermeld, dat het bij de Wild A6 niet mogelijk is de
distorsie van de opnemingsoptiek door een stel correctfeplaten te
corrigeren en dat de enige goede oplossing voor de nauwkeurige
beeldenparen-instrumenten de toepassing van het principe van Porro-
Koppe is.
Het verdient de aandacht dat de praktijk bij l'Institut Géographique
National blijkt te zijn, dat de persoon die aan de tekentafel van het
instrument zit de leiding van de kaartering heeft. De man achter het
instrument heeft zijn aanwijzingen te volgen eri hij bepaalt wat er ge-
kaarteerd wordt. De tekenaar heeft daartoe steeds het beeldenpaar met
een stereoscoop voor zich en hij moet de terreinkennis bezitten om het
terrein op de juiste wijze weer te geven. Uiteraard heeft hij door het
gebruik van de stereoscoop een beter overzicht over het geheel dan
de man achter het instrument, wiens gezichtsveld zeer beperkt is.
Toepassing van deze werkmethode verdient zeker overweging voor
andere kaarteringsbedrijven.
L'Institut Géographique National heeft een aantal objectieven ter
beschikking, waaruit in aanpassing aan de optiek van de opnemings
camera een keuze moet worden gedaan voor de projectoren van het
instrument Poivilliers ,,B". De fotogoniometer wordt gebruikt om
de optische gegevens van de opnemingscamera te bepalen.