253
spronkelijke minuutplans. De fouten blijken vaak zeer plaatselijk te zijn.
De Heer Van Roermund merkt op, dat in de prae-adviezen aan de
verschillende phasen in het ontstaan der kaart niet in gelijke mate
aandacht is besteed. Spreker onderscheidt achtereenvolgensde be
paling van de meetkundige grondslag, de terreinsverkenning, de hoogte
meting, het tekenen en het reproduceren der kaart. De zwakste schakel
in deze ketting is volgens spreker de reproductiecapaciteit van de Topo
grafische Dienst.-Het zou volgens hem dus weinig zin hebben om,
zoals Prof. Schermerhorn voorstelt, het gereedkomen van de grondslag
te versnellen door tussenkomst van het N.F.I.
De voorzitter antwoordt op de opmerkingen van de Heer Heines,
dat de kadastrale kaart ongetwijfeld, waar mogelijk, bij het procédé
zal worden betrokken. T.a.v. hetgeen de Heer Van Roermund op
merkte zegt de voorzitter, dat het waar, hoe en door wie, van het ver
vaardigen der kaart i10.000 in overleg tussen de verschillende in aan
merking komende diensten zal moeten worden vastgesteld. Samen
werking zal in elk geval nodig zijn.
Prof. Kruidhof waarschuwt tegen het accepteren van een „lap
middel". Onderzoekingen van Van Riel en spreker hebben aangetoond,
dat de m.f. in de positie van een terreinpunt op een uit kadastrale
kaarten samengesteld blad van de i25.000 kaart bedraagt ca 20 m
(blad Dieren). De overeenkomstige grootheid bedroeg 5 a 6 m voor
een blad van de nieuwe fotogrammetrische kaart 125.000 en 2,8 m
voor een kaart 110.000 uit luchtfoto's.
Prof. Tienstra legt de nadruk op de urgentie van het probleem. Hij
is van mening, dat iedere methode, mits deskundig uitgevoerd, een ver
betering betekent t.o.v. het momenteel veel voorkomende ondeskundige
geknoei.
Prof. Roelofs meent de discussies te kunnen samenvatten door vast
te stellen, dat ieder het wel eens is over de voor het Westen van het
land te volgen methode. Voor het Oostelijk deel bestaan meer mogelijk
heden waartussen naar gelang van de urgentie, de kosten en de nauw
keurigheid een keus gedaan zal moeten worden.
Teneinde de totstandkoming van de 110.000 kaart te bevorderen
gaat de vergadering eenstemmig accoord met het voorstel de Regering
uit te nodigen een commissie in te stellen voor het nader onderzoeken
van dit probleem. De rapporteur)
Ir. A. J. VAN der Weele