J. H. J. 286 is dit opengelaten, zodat ook hierin ware te voorzien." Het zal de lezers niet veel moeite kosten althans een der vraagstellers te iden tificeren. Moge hij succes hebben en het kaartwerk daarvan de be wijzen afleggen. Verder wordt in het V.V. de aandacht gevestigd op het verschil in procedure bij de wederopbouw- en uitbreidings plannen, die de rechtsgelijkheid in het gedrang zal brengen. Volgens het V.V. verdient de thans voorgestelde onteigeningspro cedure verre de voorkeur boven die uit F 67. Gevraagd werd echter of het wel gewenst is deze ook toe te passen bij onteigeningen ten name van natuurlijke personen. Deze opmerking wordt bij de be spreking der artikelen herhaald met de uitspraak erbij, dat men er huiverig voor is deze mogelijkheid te introduceren. Opgemerkt wordt verder, dat er nogal wat leemten in de regeling voorkomen, zowel wat het administratieve als het processuele gedeelte betreft. Zo is er b.v. geen termijn gesteld voor de overschrijving, die geschiedt door de zorg van het Gemeentebestuur. Dus wordt gedurende een „onbepaalde" periode de eigenaar zowel economisch als juridisch verlamd, hij mag niets veranderen, niet verhuren of ver pachten e.d.m. Ook -ontbreekt een termijn voor het aanbieden van de schadeloosstelling („zodra mogelijk", zegt het Ontwerp alleen). Tegen de procedure wordt dit aangevoerd, dat hier de onteigende moet dagvaarden en niet de onteigenaar. Wie is de onteigende? Men werkt met de „kadastrale" eigenaar, maar dit kan wel niet de ware eigenaar zijn, hij kan afwezig zijn of inmiddels overleden, terwijl de erfgenamen onvindbaar zijn of onbekend. De dagvaarding moet binnen 6 maanden na het aanbod worden uitgebracht volgens art. 13 lid 2. Dus veel kans op niet-ontvankelijk-verklaring wegens overschrijding van deze termijn. Dan lijkt de regeling van de O.W. 1851 wel de enig juiste. Rij deze onteigening zullen wederom grote oppervlakten cultuurgrond aan de rand van de Gemeenten kunnen worden getrof fen. Gevraagd werd hoe de gedupeerde landbouwende bevolking aan vervangende cultuurgrond kan worden geholpen, omdat de schade loosstelling in verband met de prijsbeheersingsvoorschriften het kopen van vervangende grond meestal onmogelijk zal maken. Met verzoek aan de Regering om hierover nadere inlichtingen te willen verstrekken. Ik merk nog op dat volgens art. 12 lid 4 de mogelijkheid is open gebleven de schadeloosstelling geheel of gedeeltelijk uit toe te wijzen grond te doen bestaan. Het artikel zegt, dat op de een of andere wijze in de vervanging van het onteigende kan worden voorzien. Noch in de M.v.T. noch in het V.V. wordt hierover gerept, wat zeker het geval zou zijn geweest als de bedoeling had voorgezeten deze mogelijkheid, die F 67 thans biedt, voortaan uit te schakelen. Ook in dit Ontwerp verwacht ik wijzigingen naar aanleiding van de vele critische opmer kingen in het V.V., waaraan de Regering n.m.m. niet zonder meer voorbij zal kunnen gaan. Rotterdam, Augustus 1949.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 32