289 Het is jammer, dat de schrijver in vele gevallen nog niet conse quenter heeft aangesloten aan zijn werk over de differentiaalmeet kunde. Wel vermeldt hij in de voorrede, dat hij dit heeft gedaan en ook zijn de belangrijkste formules en eigenschappen aan het begin van het boek nog eens opgenomen, maar toch heb ik het idee, dat hier en daar bekorting en verduidelijking in bewijsvoering en redenering mogelijk zou zijn geweest, omdat de S. thans toch weer enigermate in de fout van Jordan vervallen is. Hier nl. is het zo vermoeiend dat de schrijver steeds de dingen wil duidelijk maken zonder differentiaal meetkunde. Dat lukt natuurlijk niet. Bij Baeschlin zien we een zeer grote verbetering, maar toch valt er hier en daar een gemis in stijl te bespeuren en dit is jammer. Intussen, dankbaar moeten we zijn voor dit machtige werk en blij met deze zeer betekenisvolle uitbreiding van onze literatuur. J. M. Tienstra Das zentraleuropaische Dreiecksnetz, 122 blz, 15 X 21 cm, Bam berger Verlagshaus, Meisenbach, 1949, DM 4. Verschenen is het eerste deel van een reeks publicaties van het Institut für Erdmessung te Bamberg, dat op instigatie en onder leiding van de U.S. Army Map Service in de afgelopen jaren de vereffening tot stand bracht van het Centraal Europese Driehoeksnet (C.É.D.). In de inleiding geeft Prof. E. Gigas, de directeur van genoemd instituut, een geschiedkundig overzicht van de pogingen de afzonder lijke netten met elkaar in verband te brengen (Baeyer, Helmert, Per- rier, Eggert) en noemt als geslaagde vereffening van grotere omvang de Baltische ring. Wat eigenaardig doet aan een pleidooi voor „die Weltgeltung Deutschlands" op het gebied van de geodesie. Daarna (blz. 19-92) behandelt Karl Levasseur de grondslagen van het C.E.D., waarvoor het materiaal verzameld moest worden uit de triangulaties van België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Letland, Litauen, Nederland, Oostenrijk, Polen, Tsjechoslowakije en Zwitser land. Het zeer heterogene materiaal moest critisch bestudeerd en ge schift worden. Schrijver geeft een uitvoerig overzicht van al het beschikbare ma teriaal onder vermelding van een gewicht (van 0,5 tot 20) volgens de formule van Ferrero voor de kwaliteit van het betrokken drie hoeksnet. Hierna volgt een opsomming van alle beschikbare bases en astronomische azimuths- en plaatsbepalingen. Ze voldeden niet alle aan de te stellen eisen, maar zoveel mogelijk van deze metingen wer den toch, vaak door middel van een hulpnet, aan het grote netwerk van driehoekskettingen verbonden. In een volgend hoofdstuk worden reeds tot stand gekomen grote vereffeningen besproken, o.a. van het Westelijk deel van de V.S. (Bowie) en van de uitgestrekte Russische triangulatie, die in wezen een vereffening is van polygonen van lange geodetische lijnen, afge leid uit driehoekskettingen. De gehele omraming van het C.E.D. is samengesteld uit een dubbele

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 35