293
gehoor heeft gegeven. Zo is het in deze nieuwe druk als een verbetering
te beschouwen, dat de volgorde der hoofdstukken VIII en IX is ge
wijzigd. Immers, van het grote naar het kleine werkende een werk
wijze die door S. terecht wordt gepropageerd is het logisch drie
hoeksmeting aan veelhoeksmeting vooraf te doen gaan.
Bij het doorbladeren van het boek troffen mij nog enkele misvat
tingen en onduidelijkheden, die hier mogen worden gesignaleerd.
In 71 trouwens ook reeds in 69 adviseert S. als controle
op de meting van een vierhoek, die is bepaald door het meten van
4 zijden en een diagonaal, de tweede diagonaal te meten. Hoewel dit
inderdaad controle oplevert, is een gemaakte fout in één der zes ge
gevens veel lastiger te vinden dan bij het meten van enkele loodlijnen.
Bovendien is een oppervlaktebepaling van de samenstellende drie
hoeken met de s-formule aanmerkelijk ingewikkelder dan die uit basis
en hoogte.
Op de meting in fig. 51a is nog wel wat aan te merken. Van de vier
grenzen van het meest noord-oostelijk gelegen perceel bijvoorbeeld zijn
er twee in het geheel niet en een (de westelijke) onvoldoende gecon
troleerd.
In 97 komt m.i. niet voldoende tot uiting dat de repetitie-methode
een-methode van hoekmeting is, de reïteratie-methode een meting van
richtingen.
Fig. 74 is een weinig gelukkig voorbeeld van een open veelhoek.
De slechts 20 m lange zijde Da (fig. 92) in de op blz. 127 berekende
polygoon is ongewenst en de bepaling van veelhoekspunten in de om
geving van punten van hogere orde zonder dat met deze punten
aansluiting wordt gezocht, is foutentheoretisch onjuist.
In fig. 79 dienen de takken van X- en F-as met en tekens
te worden aangegeven. Op blz. 95 behoort het azimuth van een lijn
gedefinieerd'te worden als de hoek die de lijn maakt met de positieve
tak van de F-as. Het is een misvatting te menen dat, zoals op blz. 123
staat vermeld, de kaarthoek van een lijn iets anders is dan het (kaart)-
azimuth en het is onjuist om, zoals op blz. 99 is geschied, uit coördi
naten welke in dm zijn gegeven afstanden af te leiden nauwkeurig tot
op cm.
In het formulier op blz. 124 is in kolom 5 verzuimd achter log
sin a de aanduiding n te vermelden ten teken dat de sinussen van de
kaarthoeken uit kolom 3 negatief zijn. Een dergelijk verzuim komt
voor in de tabel op blz. 141.
Het wil mij voorkomen dat de in 140 genoemde rekenmethode zijn
betekenis heeft verloren sinds het gebruik van rekenmachines, die in
het boek niet worden genoemd. Zij zouden de werkwijze beschreven
in 146 zeer vereenvoudigen. Nu krijgt de lezer in het voorbeeld op
blz. 141 de indruk dat het noodzakelijk is log X„, enz. in 7 decimalen
op te zoeken. Tot het verkrijgen van kleinere getallen dient men de
coördinaten der punten A t/m E te verminderen met ronde bedragen,
ongeveer gelijk aan die van abscis en ordinaat van het zwaartepunt van
de figuur. Ik moge de schrijver adviseren de ongebruikelijke notatie