RECHT EN ADMINISTRATIE Ruilverkaveling en Stedebouw1) Rapport uitgebracht door een commissie uit het Nederlands Insti tuut voor Volkshuisvesting en Stedebouw, betreffende -de hantering van de Ruilverkavelingswet 1938 voor het leggen van verband tussen agrarische ruilverkavelingen en stedebouwkundige maatregelen (in het bijzonder uitbreiding van bebouwde kommen)- Inleiding In 1942 heeft het bestuur van het Nederlands Instituut voor Volks huisvesting en Stedebouw een commissie voor de stedelijke ruilver kaveling ingesteld, welke als volgt was samengesteldvoorzitter Mr. J. Vink; leden: Ir. L. H. J. Angenot, Mr. T. Dorhout Mees, J. J. Gorter, Ir. L. S. P. Scheffer (later vervangen door Ir. H. Meyerink) secretaris: Mr. A. F. Schepel; adjunct-secretaris: Mr. S- Baron van Heemstra. Deze commissie heeft tot het begin van 1944 vergaderd; de oorlogsomstandigheden en de daarop volgende bevrij ding hebben haar echter belet tot een resultaat te komen. Nadat ge bleken was, dat verschillende leden niet meer aan de werkzaamheden konden deelnemen, werd in 1947 de commissie aangevuld, waarna zij was samengesteld als volgt: voorzitter: Mr. J. Vink; leden: Ir. L. H. J. Angenot, T. C. A. Bölger, J. J. Gorter, Ing. P. Kluyver, Prof. Mr. G. J. Wiarda; secretaris: Dr. S. O- van Poelje; adjunct-secretaresse: mejuffrouw Mr. N. F. Dekker. In het einde van 1947 heeft de commissie het werk weer opgevat. Hierbij werd uiteraard aansluiting gezocht bij de arbeid welke reeds van 1942 1944 verricht was. De commissie heeft overwogen, dat het onder de tegenwoordige omstandigheden van belang is vier vraag stukken, welke met de ruilverkaveling verband houden, te bestuderen. Deze vraagstukken zijn 1. in hoeverre verdient het aanbeveling bij het hanteren van de Ruil verkavelingswet 1938 een nauwer verband te leggen tussen agrari sche ruilverkavelingen en stedebouwkundige maatregelen ("in het bijzonder uitbreiding van bebouwde kommen)?; dient de Ruil verkavelingswet met het oog hierop gewijzigd te worden 2. in hoeverre kan de ruilverkavelingsprocedure, onafhankelijk van de bevordering van agrarische belangen, voor stedebouwkundige doel einden, met name stadsuitbreiding, worden gebruikt? 3. in hoeverre kan de ruilverkavelingsprocedure worden gebruikt om in incidentele gevallen, zowel in als buiten agrarisch gebied, een doelmatiger begrenzing van eigendom te bereiken? 4. in hoeverre kunnen de principes welke aan de ruilverkaveling ten 1) Overgenomen uit het tijdschrift „Bestuurswetenschappen" (uitgave van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten) van Mei 1949.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 3