299 waren gebaand. Niet alleen de primaire driehoeksmeting was reeds in een gevorderd stadium van uitvoering, ook het besluit tot uitvoering van een secundaire driehoeksmeting ten behoeve van het Kadaster en andere diensten was reeds gevallen. Reeds in 1898 werd door Heu- velink, na dé voltooiing van de hoekmetingen voor het hoofdnet en zijn tussenpunten, begonnen met de eigenlijke secundaire driehoeks-' meting. Vooral dit werk heeft zijn volle aandacht gehad niet alleen, maar ik heb in later jaren steeds de indruk gekregen, dat Prof. Heuvelink, meer dan iets anders, dit als zijn levenswerk heeft gevoeld en be schouwd. Dit is niet ten onrechte. Het was hem vergund, dit grote werk in de periode tussen 1898 en 1928 „met voortreffelijk resultaat tot voltooiing te brengen", zoals Kwisthout het uitdrukt. Geleidelijk is deze grondslag van de Nederlandse kartografie onder zijn vingers gegroeid en heeft hij ook het toenemend gebruik er van mogen be leven. Dat ook de vakwereld en de Regering dit zo hebben gezien, werd bewezen door zijn benoeming tot Commandeur in de Orde van Oranje- Nassau in 1929, dus direct na de voltooiing van de secundaire drie hoeksmeting (in 1912 was hij als hoogleraar benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw). Een bijzonder punt in de activiteit van Heuvelink is zonder twijfel ook de basismeting bij Stroe geweest. Veel interne wrijving is hieraan voorafgegaan,* voortvloeiend uit het feit, dat Nederland niet was aan gesloten bij de internationale meterconventie van 1875, hoewel het' misschien beter is, in deze zin oorzaak en gevolg te verwisselen. In ieder geval konden de leden van de Graadmetingscommissie in de jaren tussen 1900 en 1912 niet tot overeenstemming geraken over de wijze waarop men de lengte van de te gebruiken meetdraden of meet- staven zou moeten bepalen. In 1912 besloot men tot het gebruik van een Frans basisapparaat, waarmee Heuvelink in de zomer van 1913 de basismeting bij Stroe uitvoerde. Het duurde echter nog tot 1922, alvorens men in het Bureau International des Poids et Mesures te Sèvres de definitieve vergelijking van de Nederlandse standaardmeters kon uitvoeren. In 1932 schreef Heuvelink zijn publicatie„Basis bij Stroe 1913". Het spreekt vanzelf, dat Pleuvelink als man van de Nederlandse driehoeksmeting juist in die kwaliteit ook zijn plaats vond in de inter nationale geodetische wereld. Als secretaris van de Graadmetings commissie, welke functie hij bekleedde van 1900-1936, vertegenwoor digde hij Nederland op talrijke internationale congressen. Reeds op de vergaderingen van de Internationale Aardmeting vóór 1914 maakte hij zich vele vrienden. In de jaren na 1918 heeft Heuvelink medege werkt aan de hernieuwing van het internationale contact. Toen in 1922 de Internationale Geodetische en Geophysische Unie tot stand kwam, was het daarom niet zo verwonderlijk, dat Heuvelink werd benoemd tot lid van het Comité Exécutif van de Geodetische Associatie daarvan, hoewel Nederland nog niet eens tot de Unie was toegetreden. Neder land trad in 1923 toe tot de Associatie en in 1927 tot de Unie in haar

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 45