300 geheel. In dat jaar werd Heuvelink voorzitter van de Nederlandse Raad voor Geodesie en Geophysica, het lichaam dat de Unie in Neder land vertegenwoordigde. Heuvelink bleef in het Comité Exécutif tot 1930. Met moge misschien enige verwondering baren, dat het levensbericht van de man die van 1897 tot 1926 hoogleraar in het landmeten en waterpassen en de geodesie is geweest, aanvangt met de vermelding van zijn werkzaamheid in een nevenfunctie, namelijk die van lid en secretaris van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing en chef van de uitvoering van de Nederlandse Rijksdriehoeksmeting. Voor wie Heuvelink echter van nabij hebben gekend is dit niet vreemd. Zijn loopbaan begon bij de Commissie en in dit werk. Zijn benoeming tot hoogleraar bracht in 1897 wel een nieuwe taak, maar brak de oude bemoeienis geenszins af. De verantwoordelijkheid werd in tegendeel naar die zijde groter dan tevoren. Deze omstandigheid heeft er belangrijk toe meegewerkt, zijn aan dacht blijvend te concentreren op hetgeen ook door de Overheid altijd als nevenfunctie van de Hoogleraar Heuvelink is aangemerkt. Ook zijn publicaties dragen daarvan de sporen. Het belangrijkste onderwerp, dat ook voor de landmeetkunde van belang is, het onderzoek van rand- verdelingen, is ontleend aan de eisen die de practijk van de driehoeks meting stelde. Dit onderzoek immers werd in 1886 geïntroduceerd onder leiding van Schols aan de beide 35-cm Wanschafftheodolieten voor de primaire driehoeksmeting. Heuvelink is op deze grondslag verder gegaan, heeft de methode verfijnd, maar de toepassing steeds beperkt tot instrumenten ten behoeve van primaire en secundaire triangulaties (in het bijzonder voor de Topografische Dienst te Bata via onderzocht Heuvelink talrijke universaalinstrumenten en triangu latie-theodolieten). Het gebruik van dezelfde methode voor kadaster theodolieten kwam echter pas later of liet hij aan een jonger geslacht over. Betekent dit, dat Heuvelink zijn taak aan de Polytechnische School (later Technische Hogeschool) niet op haar juiste waarde zou hebben geschat? Zulks allerminst, dit blijkt alleen al uit de bewonderenswaar dige plichtsbetrachting en zelfdiscipline, die hem er toe brachten ook die bezigheden met opgewektheid te verrichten, die hem toch van nature niet aangenaam konden zijn. Ik heb het voorrecht gehad, 8 jaren zijn assistent te zijn en heb kunnen vaststellen, hoe hij bijvoor beeld op geen practicum verstek liet gaan, ook niet toen zijn sterk af nemend gezichtsvermogen de laatste jaren daarvoor een verontschul diging zou hebben kunnen opleveren, die door menigeen zonder aarzelen zou zijn gehanteerd. Dat is alles juist, maar toch meen ik te mogen zeggen, dat Heuve link meer werkelijke arbeidsvreugde heeft beleefd aan de zijde van de driehoeksmeting dan aan die van het onderwijs. Dat is nog versterkt door het feit, dat Heuvelink ten aanzien van het onderwijs in de landmeetkunde aan de vooravond heeft geleefd van een tijd van verandering. De wereld van de lagere geodesie, die van de gewone landmeter, was er voor zijn generatie

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 46