301
nog een van werkelijk lagere orde. Slechts enkele uitzonderingen
werden daarop gevormd, namelijk door de landmeters die bij de Rijks
driehoeksmeting waren gedetacheerd. Het was nog de tijd waarin de
beoefenaren van de geodetische wetenschap, niet alleen bij ons, maar
ook elders, vrijwel uitsluitend betrokken werden uit de civiel-inge-
nieurs. De weg waarlangs deze personen dan de geodetische wereld
binnen traden, was die van de driehoeksmeting of van de hogere geo
desie. Deze gang van zaken veroorzaakte steeds een zekere afstand tot
dat gedeelte van de onderwijstaak, dat voor de ingenieurs het be
langrijkste is, terwijl het eigenlijke vak van de geodetische hoogleraar
(de geodesie) een door de studenten weinig gewaardeerde ballast
vormde.
Gezien deze situatie is het daarom des te meer te waarderen, dat
Heuvelink zich op het terrein dat voor hem in wezen een nevengebied
wasdat van het landmeten, heeft gezet tot de publicatie van wat aan
vankelijk bekend was als Bijlage Q en later als „Zakboekje voor het
landmeten en waterpassen". Menig ingenieur bewaart nog goede her
inneringen aan dit helder geschreven werkje, dat in zijn gecompri
meerde vorm op menige practicum-middag een redder in de nood was,
ja zich zelfs liet gebruiken, indien de student het eerst op de middag
zelf op de bewuste bladzijde moest opensnijden
Meer misschien nog dan uit de colleges zal Heuvelink bij menig
een van zijn leerlingen blijven leven uit de ervaringen op die practica
in de grote zaal en vooral later in de duinen bij het Pompstation in
Scheveningen. Daar trof menige student vaak even de mens Heuve
link, die in het gewone leven in de practicumzaal misschien wat stroef
leek, in een gemoedelijkheid, die soms kon verrassen. Menigmaal heb
ik de indruk gehad, dat Heuvelink daar in de duinen de kans vond tot
het beleven van de enige facet die het onderwijs tot een vreugde kan
doen worden: de omgang met jonge mensen. Dan vervloeide de typi
sche houterigheid, die hem in de collegezaal soms kenmerkte, en kwam
er die zachte mildheid over hem die hem deed kennen als een blijmoedig
mens. Dat toch moet hij in de diepte geweest zijn om na een werk
zaam leven een bijna 20-jarige periode van blindheid zo te kunnen
dragen, als Heuvelink dat heeft gedaan.
Velen, ook schrijver dezer regelen, bewaren een goede herinnering
aan Prof. Heuvelink. Hij was een leermeester uit een geslacht dat al
weer in een schijnbaar ver verleden is teruggezakt. Laten de jongeren
bedenken, dat wij allen op hun schouders staan.
W. Schermerhorn.