261
kom bij de ruilverkaveling te betrekken. Men moet echter aannemen,
dat de Ruilverkavelingswet, zoals deze thans luidt, zich in het algemeen
verzet tegen ruilverkavelingen in gebieden waarvoor een uitbreidings
plan in onderdelen (sinds 1945 moet men hieraan toevoegendan wel
een wederopbouwplan) geldt, of welke deel uitmaken van de bebouwde
kom.
De praktijk heeft zich echter in een andere richting bewogen. Zo
wel uit de jaarverslagen van de Centrale Cultuurtechnische Commissie
en de Cultuurtechnische Dienst (waarin een uitvoerige beschrijving
wordt gegeven van de vordering van alle ruilverkavelingen over het
gehele land) als uit gegevens welke door bemiddeling van het lid der
commissie de heer J. J. Gorter werden verkregen van de hoofden van
de verschillende ruilverkavelingsbureaux, blijkt, dat men bij de voor
bereiding van ruilverkaveling herhaaldelijk stuit op stedebouwkundige
maatregelendit zijn niet alleen uitbreidingsplannen in hoofdzaak,
doch ook plannen in onderdelen en wederopbouwplanncn. De gang van
zaken is dan niet zo, dat of van de ruilverkaveling wordt afgezien of
het uitbreidingsplan in onderdelen (c.q. het wederopbouwplan) wordt
ingetrokkenmen tracht integendeel beide maatregelen met elkander in
overeenstemming te brengen, wat er meestal toe leidt, dat zowel in
de voorlopige plannen inzake de ruilverkaveling als in de stedebouw
kundige plannen veranderingen moeten worden aangebracht. Er vindt
dus een wederzijdse aanpassing plaats, waarbij wijziging wordt ge
bracht in de opzet zowel van de ruilverkavelingsprojecten als van de
stedebouwkundige maatregelen 2).
De ambtenaren die met de voorbereiding en uitvoering van ruilver
kavelingen zijn belast, geven er zich rekenschap van, dat nauw over
leg met de gemeentebesturen en de provinciale planologische diensten,
zeer gewenst is. Hoewel dit overleg dikwijls tijdrovend is, wordt het in
verreweg de meeste gevallen in goede verstandhouding gevoerd.
Opnemen van bebouwde kommen of gedeelten van bebouwde kommen
in de ruilverkaveling.
Vervolgens is in de praktijk zeer duidelijk gebleken, dat het tot
moeilijkheden leidt, wanneer men de bebouwde kommen in het ge
heel niet, of alleen maar met het oog op de aansluiting van wegen of
waterlopen bij de ruilverkaveling mag betrekken. Er kunnen allerlei
aanleidingen zijn om de ruilverkaveling niet bij de grens van de be
bouwde kom te doen ophouden. De hierboven genoemde gegevens van
de hoofden van de ruilverkavelingsbureaux vermelden als zodanig o.a.
de aanleg van wegen welke niet uitsluitend de (agrarische) ruilver-
1) Vgl. in (verband met dit punt ook het artikel van Ir. M. van Daalen,
„Technisch-economische en cultuurtechnische vraagstukken in de gemeente Hooge-
veen", Publieke Werken 1944, p. 85 e.v. Hierin wordt betoogd, dat in de ge
meente Hoogeveen, waar de helft van de woningen buiten de bebouwde kom is
gebouwd, behoefte bestaat aan een uitbreidingsplan (in hoofdzaak), waardoor
bebouwing in het agrarische gebied wordt tegengegaan, terwijl er daarnaast in
hetzelfde gebied plaats is voor een ruilverkaveling, teneinde de bestaande toestand
te verbeteren.