99 Fig. 3 zijn wanneer het rolletje glijdt O0). Ook wanneer (f ongeveer gelijk is aan nul, is de middelbare fout nog groot, maar opmerkelijk is wel vooral in fig. 3 dat, als f van nul gaat verschillen, de middelbare fout snel kleiner wordt en een bedrag bereikt dat slechts weinig van y afhankelijk is. Verder ziet men, dat over het algemeen de middelbare fouten verkregen met de oude planimeter groter zijn dan die geproduceerd door de nieuwe en dat dit in wel zeer sterke mate het geval is bij een glijdend rolletje. Intussen is hiermede de vraag, in hoeverre de draaiing van het rolletje in overeenstemming is met de theorie, nog niet beantwoord. Dit vraagstuk werd onderzocht door te stellen waarin pi het gemiddelde is van de waarnemingsuitkomsten in een der standen van het rolletje, Vi de afwijking is van pi ten opzichte van de sinusrelatie, q en A onbekende constanten voorstellen. De grootheid A y bevat twee componenten: het hoekje tussen de lijn Coradi 3844 (oud) 300') 330 270 30 60 90 O——O midd. fout I I 0} syst.aFwijking Het rolletje beschrijft een rechte baan van 26,8 cm. pi V; q sin (<p A») i -> 21)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 101