102
nu, dat het verband tussen de middelbare fout en de hoek weinig
geprononceerd is en dat de middelbare fouten bij veel glijding zelfs
kleiner zijn uitgevallen dan bij weinig glijding!
Het zou interessant zijn geweest ook het verband tussen de hoek /3
en de systematische fout in de planimetrering te bestuderen. De
metingen lenen zich daarvoor echter niet, doordat geen voorzorgen
zijn genomen om de pas later ontdekte systematische fouten die
het gevolg zijn van excentriciteit van de randen van de poolschijf en
het rondsel, te elimineren.
Wij zullen ons niet wagen aan een theoretisch-mechanische verkla
ring van het gedrag van het rolletje, maar wel kan het vermoeden
worden uitgesproken, dat dit gedrag in sterke mate zal afhangen van
de kwaliteit van de gekartelde looprand, de aspunten en de lagers van
het rolletje en dat dus het feit, dat de resultaten verkregen met oude
rolletjes zo veel slechter zijn dan met nieuwe, te wijten zal zijn aan
slijtage. Dat inderdaad een niet onbelangrijke slijtage kan optreden
wordt geïllustreerd door de figuren 6 tot en met 10, die honderd
voudige vergrotingen van loopranden en aspunten voorstellen. Voor
toelichting moge worden verwezen naar de onderschriften. De figuur
ii laat zien het resultaat van „vivisectie" op grond van didactische
overwegingen gepleegd op een aspuntde arm van een schijfpoolplani-
meter, waaraan het rolletje is bevestigd, werd opgelicht, zodat het
rolletje (waarvan de looprand was beschermd) zich 2. cm boven de
(eveneens besdhermde) draaischijf bevond en toen losgelaten. Hoe
fataal dit was voor de aspunt toont fig. 11. Ter geruststelling van de
ongetwijfeld geschokte lezer is bijgevoegd figuur 12, die een af
beelding is van dezelfde aspunt nadat de instrumentmaker van het
Laboratorium voor Geodesie deze in de juiste vorm had geslepen.
Fig. 6. Looprand van een nieuw rolletje
(Coradi 5809).