117 Uit het feit, dat zoals gezegd de formule niet pretendeert in trinsieke foutentheoretische betekenis te hebben, volgt, dat ze niet zonder meer mag worden toegepast voor waarden van A en O die liggen buiten het gebied dat door de proefmetingen is bestreken. Daarom werd een speciaal onderzoek ingesteld naar de nauwkeurig heid van de planimetrering van zeer grote percelen, waarbij de pool- schijf binnen de figuur werd opgesteld. Door vier waarnemers (a-d) werden drie vierkante percelen O 30 X 30 cm2, 40 X 40 cm2 resp. 50 X 50 cm2) 25 maal gemeten en uit de resultaten de middel bare fouten mo (in mm2) in de enkele waarneming (zie onderstaande tabel) berekend. Ook hier bleek de formule: «o p VAO de uitkomsten der waarnemingen bevredigend te dekken. De waarden van p voor de verschillende waarnemers en de middel bare fouten nip zijn Gemiddeld heeft men Deze waarde blijkt gelijk te zijn aan de voorgaande. Hoewel er zeker enig toeval in het spel is, zou men hierin toch een aanwijzing kunnen zien, dat de vorm van de gekozen relatie tussen nio, A en O niet slechts uit interpolatorisch doch ook uit foutentheoretisch oogpunt betekenis heeft. /In verband hiermede wordt opgemerkt, dat uit de gebruikte vorm en uit de formule nio A mu (2) die men verkrijgt door toepassing van de wet van de foutenvoort- planting op: O AU (U verschil tussen begin- en éindaflezingen) volgt pVU Teneinde de nauwkeurigheid van de planimetrering van de proef- schijf vast te stellen, werden door drie waarnemers (a, c en d) 25 cm metingen verricht bij armlengten van 31 tot 61 opklimmende met 0 (cm2) A a b c d 30X30 0,9 9,8 10,1 7,5 ÏO,I 40X40 1.4 12,6 17,3 10,3 16,9 50X50 1,8 19,5 24,1 15,3 23,6 Waarnemer a a b c d lo'p 289 360 229 325 lo'mp 14 3 8 21 p 0,031

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 119