11 geodesie de eigenlijke problemen verdrinken in een overmaat aan rekentechniek. Een tweede uitermate belangrijk voordeel van Hopfners boek is, dat het geschreven is uit het gezichtspunt, dat de geodesie een gebied is van de toegepaste wis- en natuurkunde. Alle min of meer populair verduidelijkende afleidingen van stellingen uit de differentiaalmeet kunde b.v., die een werk als Jordans „Handbuch der Vermessungs- kunde" zo onleesbaar maken, zal men hier tevergeefs zoeken. In het algemeen wordt de benodigde mathematische theorie kort samengevat met vele verwijzingen naar grondige verhandelingen, waaraan de be handeling van de geodetische toepassingen duidelijk en overzichtelijk aansluit. En dit laatste inderdaad zo duidelijk, dat de m.i. onjuistheid van een enkele gedachtengang ook scherp te onderkennen is. Het boek is gesplitst in twee hoofddelen, waarvan het eerste de toepassing van de differentiaalmeetkunde, het laatste de potentiaal- theoretische problemen behelst. Het karakter van het boek laat zich het best weergeven door een korte inhoudsopgave als volgt deel IInleiding, stellingen uit de differentiaalmeetkunde en de variatierekening (21 blz.) De meetkunde van de afgeplatte omwentelingsellipsoïde (16 blz.) De geodetische lijnberekeningen op de ellipsoïde (61 blz.) Oriëntering van de referentie-ellipsoïde t.o.v. de geoïde; netsvereffening (26 blz.) deel IIInleiding, stellingen uit de theorie der bolfuncties en de potentiaaltheorie (22 blz.) De niveauvlakken van de aarde (21 blz.) De geoïde (20 blz.) Storingen in richting en intensiteit der -zwaartekracht (16 blz.); De methoden van de praktische geodesie voor de bepaling van de vorm der aarde (32 blz.). Enkele opmerkingen over de geboden stof mogen deze bespreking besluiten. Elegant is de afleiding (blz. 22 e.v.) van de samenhang tussen de verschillende grootheden der omwentelingsellipsoïde met behulp van een affiene afbeelding op de bol die met de ellipsoïde' de aequator gemeen heeft. De berekening van de booglengte van een meridiaan geschiedt met behulp van de theorie der elliptische integralen, omdat volgens schrij ver de tot nu toe in de geodesie gebruikelijke reeksontwikkelingen te langzaam convergeren (blz. 26). De verandering van geodetische poolcoördinaten dsdA) bij wijziging van de afmetingen der referentie-ellipsoïde wordt uit reeks ontwikkelingen voor de geodetische lijn van Weingarten afgeleid; de hierbij gemaakte veronderstelling is, dat beide eindpunten der geode tische lijn dezelfde geografische coördinaten <p en A behouden (blz. 5i)-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 11