120
constante overeenkomende armlengte instelt, is het gewenst de nauw
keurigheid van die instelling te kennen. Deze werd bepaald met behulp
van een meetklokje, dat kon worden afgelezen in microns met een
schatting tot tiende delen van microns. Er werden 2 groepen van
4 series elk bestaande uit 25 metingen uitgevoerd.
De metingen van de eerste groep bestonden uit het instellen van de
armlengte op een in noniuseenheden rond bedrag en het aflezen van
het meetklokje. De middelbare fout per enkele instelling bleek te zijn
(V 0,005 mm-
Bij de metingen van de andere groep werd de armlengte zodanig
ingesteld, dat het meetklokje een in microns rond bedrag aanwees en
daarna de armlengte met behulp van de nonius tot in halve nonius
eenheden afgelezen. De middelbare fout per enkele aflezing was
V-„'o 0,012 mm.
10. Invloed van temperatuursveranderingen op de planimeter.
Een grondig onderzoek naar de invloed van temperatuursverande
ringen is niet verricht. Wel zijn enkele proefmetingen gedaan, waar
uit deze invloed duidelijk blijkt, maar die allerminst voldoende zijn om
volledige klaarheid te brengen in het probleemde meetresultaten zijn
niet alle met elkaar in overeenstemming, spreken elkaar gedeeltelijk
zelfs tegen en schijnen er op te wijzen, dat de veranderingen bij tem-
peratuursvariaties niet geheel kunnen worden verklaard door uit
zetting of inkrimping aan te nemen van die instrumentonderdelen
waarvan de vermenigvuldigconstante een functie is. Hoe dit zij, de
invloed van de temperatuur is onmiskenbaar, zoals kan blijken uit de
volgende beschrijving van de verrichte metingen.
Eerste proefmeting. Een schijfpoolplanimeter Coradi werd ge
plaatst op eeri tekenbord, waarop een vel papier was bevestigd. De
proefschijf fungeerde als perceel. Metingen werden verricht achter
eenvolgens in vertrekken met een luchttemperatuur van 25 11
o°, io° resp. 2i°. Na elk transport (waarbij de planimeter op
het tekenbord bleef staan) kreeg het instrument 1 a 1,5 uur de tijd
om zich aan de temperatuur van de omgeving aan te passen. De-
invloed van de temperatuursveranderingen op de proefschijf werd
numerisch geëlimineerd. De resultaten zijn in fig. 26 voorgesteld door
cirkeltjes, waarbij de cijfers I-V de volgorde der metingen aangeven.
Duidelijkheidshalve zijn de cirkeltjes door rechte stip-streep-lijnen
verbonden.
Tweede proefmeting. Deze was vrijwel gelijk aan de eerste, doch
inplaats van de metalen proefschijf werd als perceel gebruikt een
glazen schoteltje, waarvan de uitzettingscoëfficient (7.10-6) klein
is vergeleken met die van koper (16.10-6), messing (19.10-6) en staal
(11.10-6). De resultaten, die niet gecorrigeerd zijn voor de grootte
veranderingen van het schoteltje, zijn eveneens in fig. 26 voorgesteld
door cirkeltjes verbonden door rechte lijnen. De cijfers 1-6 geven de
volgorde der metingen aan.