LANDMEETKUNDE
Prof. R. ROELOFS,
Foutentheorie van de oppervlaktebepaling met de
schijfpoolplanimeter
en
(3)
Hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft
iInleiding.
De oppervlakte O van een figuur die met behulp van een schijfpool
planimeter is gemeten, wordt gegeven door een der volgende formules
O AU (pool buiten de figuur) (i)
O A U B (pool binnen de figuur)
waarinU het gemiddelde van n metingen, als men onder een
meting verstaat het verschil tussen de aflezingen van
het rolletje in de begin- resp. eindstand;
A de vermenigvuldigconstante
B de optelconstante.
De constanten zijn
waarin
a de lengte van de omlooparm,
c de lengte van de poolarm,
d de afstand van het middelpunt van het rondsel tot het scharnier
punt ran de poolarm en de omlooparm,
r de straal van het rolletje,
ti het aantal tanden van het rondsel,
t2 het aantal tanden van de poolschijf.
Voor (2) kan worden geschreven
A qa,(4)
ti r
waarin q 2 ir -3 c.
I2 w
Voor de schijfpoolplanimeter van Coradi is q ongeveer 0,0066 mm.
Uit deze formule blijkt, dat de vermenigvuldigconstante A evenredig
is met de lengte van de omlooparm a. Aangezien deze lengte verander
baar is, kan ze zo worden ingesteld, dat A een bepaalde gewenste
waarde heeft. Men kan dit noemenhet instellen van de vermenigvul
digconstante.
Wordt daarentegen de lengte van de omlooparm ingesteld op een
willekeurig bedrag, dan heeft de vermenigvuldigconstante een daarmee
a tir
A 2 7r 7- -,ac
B 7t (a2 -j- c2)
(2)