146
overeenkomende willekeurige waarde. Het bepalen van die waarde kan
men noemenhet bepalen van de vermenigvuldigconstante.
Ook de optelconstante is volgens (3) een functie van de
lengte van de omlooparm. Men zou van deze eigenschap gebruik kunnen
maken om de optelconstante, inplaats van de vermenigvuldigconstante,
een bepaalde waarde te doen aannemen. Omdat dit echter geen practisch
nut heeft wordt de optelconstante nooit ingesteld, doch zo nodig
bepaald.
Intussen moet een nadeel worden genoemd van de oppervlaktebe
paling met de pool binnen de figuurmen kan niet voldoen aan de eis,
dat de zwaartecirkel het perceel ongeveer middendoor deelt, een eis
die gesteld wordt met het doel de invloed van een ontregeling van het
rolletje te elimineren. Het is daarom beter zeer grote figuren die niet
in hun geheel met de pool er buiten kunnen worden gemeten, te plani-
metreren in gedeelten waarbij dat wel mogelijk is.
Op grond van deze overweging zal planimetrering met de poolschijf
binnen de figuur in dit artikel verder buiten beschouwing worden
gelaten.
Is de oppervlakte van een figuur gegeven, dan zal deze worden
aangeduid met de notatie Inplaats van de formule (1) heeft men
dan
O AU(5)
Teneinde de lengte van de omlooparm te kunnen aflezen of instellen
is daarop een lineaire verdeling aangebracht. De aflezing o' op die
verdeling levert echter niet direct de lengte a van de omlooparm, doch
moet worden gecorrigeerd voor een indexfout x van de verdeling:
a o' x.
Voor (4) kan men dus schrijven:
A q (a' x)(6)
2. Het bepalen resp. het instellen van de vermenigvuldigconstante.
In deze verhandeling zullen zes methoden (I-VI) van oppervlakte
bepaling worden onderzocht. I-III zijn methoden van relatieve, IV-VI
van absolute oppervlaktebepaling.
In deze paragraaf zal van de methoden I-III één aspect worden be
handeld, nl. de wijze waarop de vermenigvuldigconstante wordt be
paald resp. ingesteld.
I. Bepaling van de vermenigvuldigconstante.
Dit kan geschieden door planimetrering van een proef figuur met
de armlengte waarvoor de vermenigvuldigconstante wordt gezocht.
Volgens (5) is:
II. Instelling van de vermenigvuldigconstante door interpolatie van
a'o tussen a'1 en a'2.
Planjmetreert men één of twee proeffiguren (dat zijn figuren waar
van de oppervlakte bekend is) met twee verschillende, bij voorkeur