io«(^> 54i52_t2 2.3. blijkt b.v. uit de tabel in 10, die toont, dat m0 bij de methode V vrij veel groter is dan bij de methode IV. 9. Nauwkeurigheid van de oppervlaktebepaling bij gebruik van arni- instellingen die volgens een vereenvoudigde methode zijn bepaald methode VI). In de vorige paragraaf is aangenomen, dat voor de bepaling van elk der te berekenen arminstel'lingen proefmetingen worden verricht, waar bij a1 en a2 ongeveer 10 kleiner resp. groter zijn dan de gezochte arminstelling. Gebleken is echter, dat (bij methode V) de nauwkeurig heid van de oppervlaktebepaling voor een niet onbelangrijk deel be paald is door de onnauwkeurigheid van de meting van de kaartver- vorming door middel van uitpassing. Men kan zich daarom afvragen of wellicht genoegen kan worden genomen met een eenvoudiger methode van bepaling van de arm- instellingen. Bedoeld wordt een methode waarbij proefmetingen worden verricht met slechts twee armlengten, nl. de grootste en de kleinst mogelijke, waarna alle arminstellingen daaruit door interpolatie worden berekend. De middelbare fout in een aldus berekende arminstelling wordt door (29) gegeven, mits men in de uitdrukkingen voor de factoren [1] en [3] invult: ax 130 mm en a2 340 mm. Men krijgt dan na toevoeging van een term p.2a'0, deling van beide leden door a2o en in vulling van meer genoemde numerische waarden voor [ia', p q en ao V ^0 u 0 Substitutie in (15) geeft tenslotte: iosm20 a-5- -5-1 -f 14,8) O2 317 a0O (34) a 0 (methode VI) Ook hiervan blijkt het minimum, voorzover het realiseerbaar is, slechts zeer weinig hoger te zijn dan de waarde corresponderende met de kortst mogelijke armlengte, zodat men deze laatste steeds kan gebruiken. Uit de tabel in 10 blijkt m0 bij deze methode VI slechts zeer weinig groter te zijn dan bij methode V. Dit leidt dus tot de volgende con clusie wanneer men de vervorming van de kaart bepaalt door uit passing, kan men de arminstellingen voor verschillende ronde waar den van de vermenigvuldigconstante bepalen volgens de vereenvou digde, in het begin van deze paragraaf beschreven methode. 10. Vergelijking van de verschillende methoden van oppervlaktebe paling. Bij enkele waarden van a (of ao) en van O zijn de middelbare fou ten mo (in mm2) voor de methoden I-VI, berekend volgens de afge leide formules, gegeven in de volgende tabel.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 162