Literatuuroverzicht
170
klaar. Voor landen met grotere driehoeksnetten dan het onze kan de
methode met nog meer profijt worden toegepast.
26 October 1949.
Beitrage zur Lotabweichungsausgleichung und Geoidbestim-
mung. Veröffentlichungen des Instituts für Erdmessung, 6.
Deel I (tekst), 106 blz., 15 X 21 cm.
Deel II (tabellen, kaarten), dubbele dikte, 15 X 21 cm.
Bamberger Verlagshaus, Meisenbach 1949; prijs D.M. 5.
Deze publicatie geeft een verslag door H. Wolf van de laatste stap
in de vereffening van het Centrale Europese Driehoeksnet, nl. de vast
legging van de ligging van de gebruikte referentie-ellipsoïde (Hayford)
t.o.v. de geoïde en de bepaling van de relatieve vorm van de geoïde
t.o.v. deze ellipsoïde door een astronomisch nivellement.
De bekende geodeet A. Berroth leverde nog een interessante bijdrage
over het theorema van Clairaut, hier verder onbesproken, omdat de
inhoud eigenlijk buiten het kader van deze serie publicaties valt.
Bij lezing van de verhandeling van Wolf vraagt men zich af of de
tijd, sedert Helmert zijn theorieën over dezelfde stof publiceerde, heeft
stilgestaan. Wolf tracht wel Helmerts techniek te verbeteren, maar ver
liest daarbij uit het oog, dat verbetering van techniek pas zin heeft als
de grondslagen tevens verfijnd worden. De belangrijkste „verbetering"
zou zijn, dat niet alleen de som van de kwadraten van de schietlood
afwijkingen minimum gemaakt wordt, maar dat tevens rekening ge
houden wordt met de z.g. vergelijkingen van Laplace (zie blz. 17,
formule 14) x).
Ledersteger 2) wijst reeds op het ontoelaatbare in Wolfs opzet. Ik
ben daarenboven van mening, dat de grondslagen van de methode Hel
mert, en dus ook van Wolf, verfijnd moeten worden. Zonder dit zijn
de puzzles waarvoor Wolf en ook Ledersteger staan niet op te lossen
en blijft elke verhandeling vrij onbegrijpelijk en vol inwendige tegen
spraken. Dat Wolf de rekenformules van Hristow 3) gebruikt inplaats
van die van Helmert doet hieraan niets af, want Hristow gaat van
dezelfde redenering uit; hetzelfde geldt voor Eggert, zie noot 7 op
blz. 14.
Voortbouwende op de ideeën van Krassowski en Vening Meinesz
geloof ik er in geslaagd te zijn de grondslagen zover te verbeteren, dat
deze inwendige tegenspraken verdwijnenin het bestek van deze be
spreking kan hier helaas niet verder op ingegaan worden, zodat de
1) Zie ook Hough The adjustment of the Central European Triangulation
Network Bull. Géod. 1948, blz. 73.
2) K. Ledersteger Zur Analyse der Laplaceschen Widersprüche Sonder-
heft 7 u. 8 der Österreichischen Zeitschrift f. Vermessungswesen, Wien 1949.
3) W. K. Hristow Anderung der geographischen Koordinaten infolge
Umorientierung eines geodatischen Netzes und Ubergang zum anderen Referenz-
ellipsoid. Z.f.V. 1942, blz. 1-32-140.