171
lezer slechts gewaarschuwd wordt de woorden van Wolf niet te zwaar
te wegen. Ter illustratie wijs ik hier slechts op een dergelijke incon
sequentie in het betoog van de schrijver als hij zegt op blz. 18: „Es
lasst sich zeigen, dass im Verlaufe der Rechen-Wiederholungen (het
gewicht) Pw co gilt". Een gewicht wordt echter vóór de berekening
vastgesteld en mag nimmer tijdens de berekening gewijzigd worden of
men nu in één of meer trappen vereffent. Voor het bewijs van deze
merkwaardigheid wordt trouwens weer verwezen naar een ander artikel
van schrijvers hand, nu in de Astron. Nachrichten van 1948. Dat onder
tussen een naar oneindig wandelend gewicht aardige consequenties
-met zich mee zal brengen, is ook zonder nadere toelichting duidelijk.
Terloops wordt nog de aandacht gevestigd op het gebruik op blz. 19
van de vermenigvuldigingsregel van gewichtenhet bestaan van een
dergelijke regel in de vereffeningsleer is mij niet bekend.
De verhandelingen van Wolf laten zich verder lastig lezen door een
onnodig deftig-wetenschappelijke stijl en door de vele herhalingen.
Bovendien komt door een ingenieus verwijzingssysteem naar mijn
smaak de naam van de auteur te vaak opduiken. Het is ook zonder
dat wel duidelijk, dat de kracht van deze geodeet meer in de techniek
dan in de theoretische grondslagen van de foutentheorie gezocht moet
wordenmen zie b.v. de leerzame toepassing van de rekenmethoden
van Boltz.
Intussen mogen we onze ogen niet sluiten voor het vele goede dat
geboden wordt. Vooral interessant zijn de beschouwingen, tabellen en
kaarten betrekking hebbende op het met zorg uitgevoerde astrono
mische nivellement. Van belang ïs de vergelijking (kaart nr. 25)
tussen vroegere en nieuwe bepalingen van geoïde-profielen. De waarde
van de gegeven geoïde-hoogten is echter vrij twijfelachtig; contact met
het isostatisch instituut van Heiskanen was hier zeker op zijn plaats
geweest. W. Baarda
Beitrage zur Zentrierung von Richtungen. Veröffentlichungen
des Instituts für Erdmessung, 9. 47 blz., 15 X 21 cm, prijs D.M. 3.
Bamberger Verlagshaus, Meisenbach 1949.
H. Wolf geeft in 27 blz. een interessante foutentheoretische onder
zoeking van een centreringsmethode, het z.g. afloden. Hoewel in de
Nederlandse praktijk een andere methode gevolgd wordt, is studie van
dit artikel zeer aan te bevelen. Wellicht kan het een aansporing zijn,
centreringsmetingen ook hier te lande beter te onderzoeken.
Een bezwaar is de pompeuze stijl, waardoor hoofdzaken en details
moeilijk te scheiden zijn.
G. Mulert behandelt in 7 blz. de berekening van overgangen van
richtingen uit coördinaten, dit in tegenstelling tot de bekende methode
als aangegeven in de H.T.W. (blz. 16). Voor hét Duitse rechthoekige
coördinatensysteem (transversale Mercator projectie) worden tabellen
gegeven teneinde de vereiste correcties eenvoudiger te kunnen be
rekenen.
In een derde verhandeling bespreekt Wolf een dissertatie van H.
Wilhelm over de gebroken richtingsmeting (5 blz.). -yj Baarda