174
aan de theorie van de interpolatierekening, een onderwerp dat beter
gescheiden van de astronomie behandeld kan worden.
Hoofdstuk XXV e.v.spiegelsextant, prisma-astrolabium, Universal-
instrument en doorgangsinstrument zijn broederlijk naast elkaar be
handeld. Hier mist men opgave van te verwachten meetnauwkeurigheid.
De aandacht die aan deze instrumenten besteed is, is o.i. onevenredig
aan hun respectieve belangrijkheid.
Hoofdstuk XXVIIIIn dit chapiter over het passage-instrument, op
genomen in de reeks hoofdstukken over de astronomische instrumen
ten, wordt van het onderwerp afgedwaald en de theorie voor de lengte
bepaling gegeven.
Onder de geografische plaatsbepaling vinden we een hoofdstuk over
de lengte- en breedtebepaling uit hoogten (XXXI). Daarin worden
kaartprojecties en navigatiebestekken, circummeridiaan breedtebepaling
etc. zonder veel onderscheiding behandeld. Dit komt de duidelijkheid
niet ten goede.
Enkele details uit het boek laten het volgende zien:
blz. 22tafels die veel gebruikt worden bij het rekenen met numerisohe
waarden der trigonometrische functies zijn b.v.
Herr N.Siebenstellige Logarithmen der trigonome-
trischen Funktionen für jede Zeitsekunde.
blz. 116-124: Onduidelijk en uitvoerig verhaal over de aberratie,
blz. 156-166: De refractie behandeld op de wijze die men ook in de
leerboeken anno 1850 vindt,
blz. 202het evenwijdig uittreden der lichtstralen bij kanteling van het
prisma van het prisma-astrolabium is met uitvoerige bereke
ningen gedemonstreerd, waar één figuur met z.g. omgeklapte
prisma's voldoende geweest zou zijn.
De geografische plaatsbepaling geeft nog aanleiding tot de vol
gende opmerkingen
In de aanvang worden differentiaalformules gegeven die de invloed
van A 9 en AS moeten uitdrukken. Nergens wordt vermeld op welke
wijze men deze grootheden kan elimineren.
Over het samenstellen van meetprogramma's wordt niets geschreven.
In de talrijke voorbeelden die het boek geeft (ook op het gebied van
de geografische plaatsbepaling) is meestal de zon als object en Wenen
als station gebruikt. Wat betreft de plaatsbepaling zijn alle waarne
mingen fictief. Een voorbeeld van een lengtebepaling uit Oost- en
Weststerren bestaat dan ook uit één waarneming (in het Oosten) op
de zon.
Tenslotte nog, als voorbeeld van de typisch antieke opvattingen die
overal uit dit in 1949 geschreven werk spreken, het volgende over de
lengtebepalingen
De historie der lengtebepalingen geeft o.a. de volledige theorie van
de methode der waargenomen stereclipsen (met voorbeeld!). Er
worden correcties voor stroomsnelheid afgeleid, ten behoeve van de
telegrafische lengtebepaling. Met betrekking tot de draadloze telegrafie
zegt de schrijver dan