195 wen, verharde wegen). Bovendien werden op elk station 3 Z-metingen gedaan met onderlinge afstanden van 25 m. Bleken deze sterk te ver schillen, dan wees dit op de aanwezigheid van locale storingen en moesten de metingen op veilige afstand herhaald worden. De meting van de magnetische declinatie. De declinatie is de hoek tussen de richtingen van de geografische en de geomagnetische meri diaan. Eerstgenoemde wordt bepaald met behulp van de zon, of bij bewolkte hemel door middel van getrianguleerde punten. Bij de zons- meting wordt met een spiegel een zonnebeeld in de kijker van de magnetische theodoliet geworpen. Afgelezen wordt het moment waarop resp. linker- en rechterrand van het zonnebeeld de verticale kruisdraad raken. Meestal worden 24 aflezingen gedaan in verschillende standen van de theodoliet en van de spiegel, om daardoor instrumentele fouten, zoals het niet volkomen horizontaal staan van de spiegelas, het niet precies loodrecht op elkaar staan van spiegel en kijkeras en dergelijke, te elimineren. De geografische coördinaten van het meetpunt, nodig voor de berekening van het azimuth van de zon, worden uit een topo grafische kaart bepaald. De nauwkeurigheid waarmee de richting van het astronomische Noorden zo wordt gevonden hangt in de eerste plaats af van de precisie der tijdbepalingen en bedraagt ongeveer 0,1', hetgeen voor de magnetische declinatie voldoende is. Bij betrokken hemel werd gewerkt met getrianguleerde punten. Een enkele maal lukte het de D-meting uit te voeren boven een kadaster steen, met uitzicht op een kerktoren Meestal was de waarnemings plaats willekeurig, en werd een rondmeting verricht op minstens 3 torenspitsen. Gebruik makende van de rechthoekige coördinaten der torens en van de meridiaanconvergentie, kon ook langs deze weg de geografische Noordrichting gemakkelijk met een precisie van 0,1' be rekend worden. De richting van het magnetische Noorden wordt gevonden door een magneet aan een zijden draad torsievrij in de as van de theodoliet te hangen. Fouten, zoals het niet precies samenvallen van de optische en de magnetische assen van de magneet, mogelijke excentrische op hanging enz., kunnen door enkele kunstgrepen geëlimineerd worden. Het is noodzakelijk alle aflezingen te reduceren op één bepaalde basiswaarde, want de declinatie is niet alleen van plaats tot plaats, maar ook in de tijd variabel. Op een uit magnetisch oogpunt rustige dag bedraagt de dagelijkse schommeling van de declinatie in de zotner 10' en in de winter 5', dit is dus al veel meer dan de meetnauwkeurig- heid. Op gestoorde dagen zijn de veranderingen veel groter, en tijdens magnetische stormen kan de declinatie enkele graden variëren. Boven dien is er het verschijnsel van de seculaire variatie, waardoor de ge middelde waarde van het magnetische veld in de loop van de tijd zowel in richting als in grootte verandert, hetgeen bij metingen die enkele jaren uit elkaar liggen tot grote verschillen kan leiden. Een reductie is uitgevoerd met behulp van de magnetogrammen van 1) Dat de kad-steen een enkel wapeningsstaafje bevat, is voor een daarboven uitgevoerde D-meting niet storend.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 201