212
van de Stichting voor de Landbouw". Prof. Groenman wil de sane
ring van kleine bedrijven, zoals deze thans op Walcheren in voorbe
reiding is, op groter schaal toepassen.
Wanneer de Zuiderzeepolders althans voor een gedeelte worden uit
gegeven aan hen die elders reeds het landbouwbedrijf uitoefenen, zal
de vrijkomende grond buiten de nieuwe polders gebruikt kunnen wor
den voor sanering van kleine bedrijven. De boerenzoons die nu wachten
op een bedrijf op het nieuwe land, zullen dan worden teleurgesteld;
het totaal aantal bedrijven in Nederland zal bij deze bestemming van
de nieuw gewonnen grond niet toenemen. De jonge boeren zullen
dus een ander emplooi moeten zoeken. Zij zullen dan na een 25 jaar
de bevolkingsdruk in de agrarische sector niet verzwaren, wat wel
het geval zou zijn indien hun een bedrijf in de nieuwe polders zou
worden toegewezen. Prof. Groenman ziet de sanering van kleine be
drijven zoals deze thans op Walcheren wordt voorbereid en daarmee
de ruilverkavelingen in een groter verband.
Ik wilde hierop even de aandacht vestigen. Ruilverkaveling staat
niet meer op zichzelfzij is een instrument geworden in een groot
orkest. De ruilverkaveling wordt ondersteund door de pachtverkave-
ling zoals die in het Ontwerp Pachtwet is voorgesteld. De resultaten
worden beschermd door de ontworpen bepalingen van de Pachtwet en
de Wet Rechtshandelingen Landbouwgrond. Prof. Groenman ziet gro
ter mogelijkheden voor de sanering van kleine bedrijven en brengt
hiermede de ruilverkavelingen in verband met de sociologie.
Ik eindig met de hoop uit te spreken, dat wij bij uitvoering van
deze grootse plannen een steentje zullen mogen bijdragen aan het
verhogen van het productievermogen van onze zo alom gewaardeerde
Nederlandse landbouw.
Discussie
De heer Tichelaar bestrijdt de mening van de spreker, die heeft
verklaard dat de toeneming van het aantal percelen niet overmatig
groot'is, maar dat de aanleiding tot ruilverkaveling moet worden ge
zocht in de ongunstige bewerking van de percelen. De heer Tichelaar
meent, dat men de eigendommen in beschouwing moet nemen. Thans
zijn op dezelfde percelen (familiebezit) meer bedrijven dan vroeger.
De spr. antwoordt dat de bewerking van deze percelen niet ongunstiger
is geworden.
Prof. Roelofs meent dat bij de stemming meer met gewichten zou
moeten worden gewerkt. Het belang van een bepaalde persoon bij ruil
verkaveling hangt o.a. af van het aantal percelen dat hij inbrengt en
waarvoor hij minder percelen terugontvangt. Wordt hiermede rekening
gehouden? Spr. antwoordt dat vroeger de waarde van de percelen (de
belastbare opbrengst) in rekening werd gebracht. Thans houdt men de
stemming zeer eenvoudig, waardoor ook de voorbereiding eenvoudiger
is. Het algemeen belang moet prevalerenvandaar dat de stemming
niet onnodig ingewikkeld moet worden gemaakt
Op een desbetreffende vraag van de heer Bramlage is het antwoord,