213 dat thans de aanvraag van een openbaar lichaam voldoende is. Verder vraagt de heer Bramlage enige inlichtingen over de verhouding pach ter-verpachter. Hij acht de belangen van de eigenaar het grootst. Spr. zet uiteen dat er groot verschil bestaat in de belangen.van de eigenaar- belegger (die alleen de grond als een inkomstenbron ziet) en de eigenaar-gebruiker (die de grond die hij verpacht om een of andere reden nog niet zelf gebruikt). Voor de pachter is het van groot be lang van welke van deze twee eigenaren hij pacht. In het eerste geval is hij vrijwel voortdurend van zijn pacht verzekerd, in het tweede geval niet. Wel rust op de plaatselijke commissie bij de toedeling de plicht de belangen van de eigenaar-belegger te behartigen, temeer indien deze losse grond heeft in de ruilverkaveling, die bijv. behoort bij een boerderij met bedrijfsgebouwen buiten het blok van verkaveling. De heer Krombeen acht het een zwak punt bij de sanering van de bedrijven op Walcheren, dat een Walcherense boer die naar de N.O.- polder vertrekt, eigenaar blijft van gronden op het eiland. Deze grond wordt voor 12 jaar verpacht, maar dan kan bijv. een zoon van de eigenaar de grond op het eiland in bewerking nemen, waardoor de pachter van deze gronden wordt gedupeerd. Beter ware het indien iemand die naar de N.O.-polder is vertrokken, de grond op het eiland niet meer in gebruik mag nemen. Spr. antwoordt dat de bestaande regeling, met een pacht van 12 jaar, vast ligt. De heer Edelman acht - het juister de grond op Walcheren van een dergelijke landbouwer te onteigenen. Volgens de heer Krombeen geeft de heer Roebroek de oplossing door de pacht in de N.O.-polder te koppelen aan die van Walcheren; gebruik van de grond in beide gebieden kan dan niet tegelijk plaats vinden. Spr. meent dat de Domeinen geen uitzondering op de bestaande regeling zullen maken. De heer O. J. Jonas ziet in de sanering geen oplossing van het grote probleem van de jonge boeren. In de toekomst zal men weer te kleine bedrijven hebben. Het probleem wordt alleen verschoven naar de toekomst. Spr. antwoordt dat de jonge boeren geen bedrijf zullen krijgen en uit de agrarische sector dienen te worden gevoerd. Misschien is de bevolkingsdruk in de industriële sector gemakkelijker op te vangen. Is het mogelijk het achtergelaten bedrijf te verkleinen en de rest aan andere boeren te geven? vraagt de heer Lok. Volgens spr. moeten dan de bedrijfsgebouwen door de eigenaar worden verkocht, iets waar voor zij over het algemeen weinig voelen. De heer Govers merkt op, dat het ontwerp-wet vervreemding van landbouwgronden niet ingaat tegen de verregaande splitsing door ver erving. Op een desbetreffende vraag antwoordt spr. dat hem ook niet bekend is hoe in het nieuwe B.W. deze materie zal worden geregeld. Ook de heer Daleboudt ziet in de sanering, waardoor de mogelijk heid ontstaat tot verkrijging van eigendommen op het eiland Walcheren en pacht van gronden in de N.O.-polder, een minder gunstige kant. Spr. antwoordt dat men deze gevallen in de practijk enkele malen tegenkomtde helft van de eigenaren wenst zijn gronden te verkopen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 219