21 perceel aan B. Dit stuk grond ligt aan de weg. De Westgrens is een nieuw getrokken eigendomsgrens, de Oostgrens valt samen met de Oostgrens van het kadastrale perceel. Ja, dit laatste menen partijen! Maar na opmeting en kaartering van het verkochte door de land meter blijkt het volgende. Op de kaart is de Oostgrens (de sloot is hier een afzonderlijk kadastraal nummer) een rechte lijn, die de wegkant onder een scherpe hoek snijdt. Uit de nieuwe kaartering blijkt, dat onze verkoper (of zijn rechtsvoorgangers) deze oeverlijn over de gehele diepte van het verkochte slootwaarts heeft verplaatst. Zij vormt een aanzienlijke uitstulping, die zich niet alleen over het aangrenzende perceel ((de scheidingssloot), maar ook zelfs over het daarnaast liggende terrein uitstrekt. Het verkochte vertoont hier door aan de weg niet meer een scherpe hoek, maar een ronde, voor het bouwen van een huis veel beter geschikte vorm. Bij het kaarteren blijkt niet van een fout in de kadastrale kaart. En zo komt de landmeter voor het feit te staan, dat B van A blij kens de overgeschreven akte een terrein koopt deel uitmakende van één kadastraal nummer, terwijl B volgens de kadastrale stukken van drie percelen, toebehorende aan drie verschillende eigenaren, een deel in „bezit" krijgt. Sterker, het grootste deel van het verkochte blijkt deel uit te maken van de twee niet op naam van verkoper staande percelen. En tot overmaat van ramp heeft de koper juist op die perceelsgedeelten zijn huis gebouwd en nog wel onder hypothecair verband. De landmeter weigert hier redres in te voeren. Hij neemt aan, dat de rechte oostelijke grens juist gekadastreerd was en dat zich hier één van de veel voorkomende gevallen van usurpatie van een anders grond voordoet. Omdat nu echter de oppervlakte van het verkochte „bij benadering" in de akte is opgegeven kan de landmeter de koper niet als mede eigenaar (in zijn staat 75) te boek stellen van het aan verkoper ver bleven terrein. Zo luiden voor dit geval de kadastrale voorschriften. Een verkoper dus die op papier 1000 ca verkoopt, deze betaald krijgt, bij het kadaster zijn eigendom met nog geen 500 ca ziet ver minderen, en een koper die vanuit zijn venster in de boze gezichten van twee buren kijkt. Eén van hen met een aanslagbiljet grond belasting voor het huis van zijn buurman in de hand. Om nog te zwijgen van de hypothecaire schuldeiser, aan wie hypotheek verleend werd, weliswaar door de schuldenaar, maar niet door de man die het huisperceel op naam heeft bij het kadaster. De landmeter velt thans (in overleg met de hypotheekbewaarder) een Salomo's oordeel. De verkoper komt er naar zijn mening te goed af. De kadastrale voorschriften schieten hier te kort. Daarom boekt hij de koper ondanks de „bij benadering" in de akte opgegeven oppervlakte van het verkochte als mede-eigenaar voor ruim 500 ca van het terrein van verkoper. Stoutmoedig, want vast staat, dat over de ligging van de nieuw getrokken Westgrens geen verschil van mening bestaat. Koper heeft burgerrechtelijk ten Westen van deze

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 21