216 landschap rationalisatie, al of niet gepaard met mechanisatie, mogelijk te maken. De ondoelmatigheid komt dikwijls neer op versnippering en ver spreide ligging van bezit, vaak op slechte kavelvormen, onvoldoende bereikbaarheid en onvoldoende waterlossing. Vandaar het plan van wegen en waterlopen als eerste etappe, waar bereikbaarheid en beheer sing van de waterstand dus reeds in zijn verwerkt, en dat de mogelijk heden moet bieden de kavelvorm te verbeteren, grondgebruik en grond bezit tot geringer aantallen, meer geconcentreerde kavels terug te brengen. Hierbij streeft niet de landmeter, maar de landbouwdeskundige naar een ideaal. En dat ideaal is voor iedere ruilverkaveling, vaak voor onderdelen van het blok, verschillend; het wordt exact bepaald door grondgesteldheden en vochtigheidstoestanden, door afzetmogelijkheden en conjunctuur. Het ideaal wordt geconditionneerd door gebruiken en welvaart van de streek, door ontwikkeling en aanpassingsvermogen van de bewoners of de mogelijkheid dat het ideaal met nieuwe kolonisten is te bereiken. Tenslotte is dat ideaal ook afhankelijk van de instelling van de landbouwdeskundige zelfhet maakt een geweldig verschil of hij ver knocht is aan het sociale ideaal van het kleine, veelzijdige gezinsbedrijf of het meest voelt voor het landbouwtechnisch veel zuiverder grotere, gespecialiseerde bedrijf. Is hij van origine een veehoudende Fries, een akkerbouwende Groninger of man van de Zuidhollandse eilanden, hij zal zijn erfelijke belasting nooit geheel kunnen ontkomen. Maar zijn Wageningse opleiding is wel vrijwel altijd oorzaak, dat het ideaal gaat in de richting van het landbouwkundig perfecte. Laat ons even consta teren, dat het ideaal van de bevolking zeer goed anders kan liggen, meer kan gaan in de richting van de minste weerstand, het tot-nu-toe vanzelfsprekende. De verschillende vormen van het landbouwtechnisch ideaal hebben veel gemeen: het bedrijf, vrij sterk gespecialiseerd op een beperkt aantal cultuurgewassen (waardoor die een perfecte verzorging kunnen krijgen), een zoveel mogelijk aaneengesloten ligging van de tot het bedrijf behorende kavels, een plaatsing van woning en bedrijfsgebou wen zo centraal mogelijk op de grond van het bedrijf, een zo efficient en intensief mogelijk gebruik van de grond, waarvoor o.a. een vol ledige beheersing van de waterstand gewenst is. Landbouwtechnisch ideaal zijn dus gebieden waar geen „verloren hoeken" in zitten, die extensief worden gebruikt, waar de boerderijen alle verspreid staan, elk op eigen grond, en waar die gronden van voldoende omvang zijn, zodat een volledige outillage en een specialisti sche opleiding voor de toegepaste cultures mogelijk is. Laten wij aan deze, noodzakelijk vage en algemene beschrijving eens de gebieden toetsen die het meest voor herverkaveling in aanmer king komen. In de eerste plaats noemen wij natuurlijk de esdorp-land- schappen, waar oorspronkelijk in of naast een uitgestrekte heidemeent een door wildgraven omgeven bouwlandcomplex aanwezig was, met een sterke versnippering in stroken, waar elke hoeve een groot aantal

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 222