RECHT EN ADMINISTRATIE 245 Prof. Mr. C. H. F. POLAK, Ruimtelijke ordening Hoogleraar aan de Landbouwhogeschool te Wageningen (Lezing gehouden op het ioe Congres der N.L.F. te Arnhem, op 7 Juni 1950) Met een zekere schroom ben ik achter deze lessenaar gaan staan. De reden van die schroom wil ik U wel verklappen. Ik heb zo al niet een beetje angst dan toch een heilig ontzag voor landmeters. En ik wil U ook wel verklappen waaromelke keer dat ik met de heren in aanraking kom, heb ik deze dubbele ervaringik begrijp helemaal niets van hun vak, maar omgekeerd begrijpen zij alles van het mijne. Vandaar mijn schroom voor dit illustere gezelschap voor het voetlicht te treden. En omdat ik het gevoel had, dat ik over het recht aan U toch weinig nieuws zou kunnen vertellen, wil ik trachten U bezig te houden met een onder werp dat stellig niet in de eerste plaats van juridische aard is: de ruimtelijke ordening. Hoe ik daartoe kwam? Wel, mijn collega Hofstee, die U gisteren van zulk een doorwrochte lezing over de verkavelings- vormen in dit land heeft doen genieten, heeft eens opgemerkt het was op het congres voor maatschappelijke planning, dat in het najaar 1947 in Amsterdam werd gehouden wie ruilverkaveling zegt, zegt ruimtelijke ordening. Dat is waar. Maar ook is waar het worde hier met eerbied opgemerkt dat wie ruilverkaveling zegt, zegt werk van landmeters. Degenen onder U die aan ruilverkaveling doen zijn dus ruimtelijke ordenaars, een mededeling wellicht voor sommigen van hen even verrassend als voor de onsterfelijke heer Jourdain de ontdekking, dat hij reeds meer dan 40 jaar proza had gesproken. Maar het ver klaart waarom ik het aandorst de aandacht van deze vergadering te vragen voor de ruimtelijke ordening, al. zal ik natuurlijk slechts die kant ervan kunnen bespreken waarmede een jurist in aanraking komt. Wat men onder ruimtelijke ordening pleegt te verstaan, zal U van zelf wel duidelijk worden. Om Uw gedachten te bepalen omschrijf ik haar hier kort en onvolledig als het scheppen van orde in de bestemming en het gebruik van de grond en wat zich daarin en daarop bevindt. Dit onderwerp nu en ziehier een tweede reden waarom het hier wordt besproken -is ongetwij feld actueel. Slechts enkele weken ge leden toch heeft, naar U wellicht bekend zal zijn, de Staatscommissie tot herziening van de Woningwet haar voorstellen bij de regering in gediend. Daartoe behoort een uitvoerige nieuwe wettelijke regeling van de ruimtelijke of zoals de commissie haar noemt ruimtekundige ordening. Deze voorstellen zijn bereids gepubliceerd, juist om de des kundigen, de belanghebbenden en de belangstellenden de gelegenheid te bieden hun mening daaromtrent te vormen en kenbaar te maken. Het lijkt mij goed, neen zelfs noodzakelijk, dat ook in deze kring, die voor

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 251