248 en daarmee waar en hoe wij zullen wonen, in welke omgeving wij zullen werken, rnet welke middelen en langs welke wegen wij ons zullen verplaatsen, waar wij, de zo nauw opeengedrongen burgers van dit land, rust kunnen vinden in de natuur, waar en hoeveel van onze boeren en tuinders aan het werk kunnen blijven? Wie zullen het zijn die de zeggenschap krijgen over ons wonen en werken, ons verkeer en onze ontspanning en daardoor meester worden over ons lot Zullen het waarlijk zijn de wetenschappelijk gevormde leiders der overheids diensten? Zullen de toch reeds overbelaste regeerders en volksver tegenwoordigers genoodzaakt zijn zich te houden aan de hun voorge legde tekeningen en kaarten en aan de daarop berustende adviezen en voorstellen, omdat zij de gevolgen van afwijking daarvan niet kunnen overzien en dus niet voor hun verantwoording kunnen nemen Be vorderen wij door te ijveren voor ruimtelijke ordening van overheids wege the managerial revolution, onze onderwerping aan de deskundige leiders van overheidsdiensten en grote bedrijven, die James Burnham enige jaren geleden in een opzienbarend boek als de nieuwe heersende klasse heeft aangewezen Ziedaar enkele der vragen waarvoor de ruimtelijke ordening ons m.i. stelt. Ik meende ze hier te mogen vermelden omdat bij velen nog de mening schijnt te bestaan dat het hier slechts gaat om problemen van in hoofdzaak technisch-juridische aard, belangwekkend alleen voor een kleine groep van deskundigen. Die mening is gevaarlijk. Want het gaat hier om grote, ons allen rechtstreeks rakende vragen van recht en staatsinrichting. Toch meen ik het bij deze vermelding daar van te moeten laten. Het zal U waarschijnlijk weinig interesseren en het is ook van generlei practisch belang hoe degene die thans voor U staat over deze vragen denkt. Meer nut heeft het voor U, als ik U een en ander vertel hoe de regeling der ruimtelijke ordening zich heeft ontwikkeld en tot welke oplossingen men thans poogt te komen opdat U daarover zelf een oordeel kunt vormen. Een ding behoef ik daarbij in deze kring waarschijnlijk niet nog eerst te doen. En wel uitvoerig de noodzakelijkheid van deze ruimte lijke ordening te bepleiten. Gij hebt door Uw werk genoeg gezien van het bodemgebruik in dit, ons land om te weten hoe intensief het is, en hoe in de steden en bebouwde kommen maar ook daarbuiten op het platteland de vrijheid van gebruik zou leiden tot uit sociaal, econo misch, cultureel en hygiënisch oogpunt volkomen ontoelaatbare toe standen. Te groot is hier de spanning tussen vraag en aanbod, zodat op bijna elk stukje grond aanspraak wordt gemaakt voor tal van doel einden. Duidelijk is, dat bij de bestemming en het gebruik van de grond niet slechts het belang van de toevallige eigenaar en gebruiker maar dat van al degenen die om hem heen leven is betrokken. Daar door alleen reeds moet bij het grondgebruik het vrije spel der maat schappelijke krachten, het vrij laten van de werking van het eigen belang, onvermijdelijk tot een fiasco, een chaos leiden. Dit althans heeft de ruimtelijke ordening voor op die op andere terreinen, de sociale en de economische ordening waarvan zij overigens niet is te scheiden, dat vrijwel een ieder de noodzakelijkheid ervan in beginsel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 254