250
scherming van deze, onze gemeenschappelijke doch niet op geld waar
deerbare belangen kan slechts een gemeenschapsorgaan, dus de over
heid, die tot taak heeft het algemeen belang te behartigen, afdoende
zorgen. Vrijwillige organisaties van belanghebbenden en belangstel
lenden kunnen en moeten de overheid hierbij helpen en steunenzij
zullen echter in den regel slechts opkomen voor een der belangen die
bij bestemming van de grond zijn betrokken. En het wezen van de
ruimtelijke ordening is juist dat zij niet eenzijdig is, niet alleen let
op een goede volkshuisvesting of op behoud en vermeerdering van
natuur-, landschaps- en stedeschoon, dat zij niet alleen waakt tegen
het teloor gaan van goede cultuurgronden voor de landbouw, noch
alleen zorgt voor goede land-, spoor- en waterwegen, havens, vlieg
velden en industrieterreinen, dat zij niet alleen oog heeft voor de
drinkwatervoorziening, de vuilverwijdering, de waterbeveiliging en de
waterstand, noch alleen voor de behoefte van de krijgsmacht aan oefen
terreinen, maar dat zij al deze en andere belangen tracht te coördineren,
zodat tenslotte de grond in Nederland zoveel mogelijk die bestemming
krijgt als naar afweging van al deze belangen het algemeen belang eist.
Dat ik herhaal het kan alleen de overheid doen. En reeds eeuwen
geleden is bewezen, dat een overheidsbeleid waarbij met verschillende
belangen rekening wordt gehouden, tot goede resultaten kan leiden.
Van het oude Amsterdam en menige andere stadskern, waarvan wij
thans nog de schone vormen bewonderen, zijn de planmatige aanleg
en uitbreiding mede, ja vaak zelfs in de eerste plaats, geschied op
grond van militaire overwegingen.
In de 19e eeuw, toen de zgn. onschendbaarheid van de eigendom
op de voorgrond stond en men afkerig was van overheidsbemoeiingen,
hadden de eigenaren zeer grote vrijheid met de grond en hetgeen er op
was te doen wat zij wilden. Artikel 626, 2e lid van het Burgerlijk Wet
boek, dat nog steeds van kracht is, geeft de toen heersende opvatting
duidelijk weerde eigenaar aldus deze bepaling kan op de grond
alle beplantingen doen en gebouwen stellen welke hij goed vindt. Hoe
veel schoons er toen teloor is gegaan, hoeveel lelijks er toen is neer
gezet, waaraan we nu ons nog dagelijks ergeren, behoeft niet met voor
beelden te worden gestaafd. Dat de gedachten veranderd zijn, bewijst
wel het feit, dat .het gemeentebestuur van de schone stad Maastricht
juist dezer dagen een groot congres heeft georganiseerd ter her
denking van de man die 75 jaar geleden in dienst van de overheid trad
om als eerste en geruime tijd als enige ambtenaar te strijden tegen
het afbreken, de verwaarlozing en het naar het buitenland verkwan
selen van stads- en ander schoon, Victor de Stuers.
Het eerste begin van een regeling der ruimtelijke ordening bracht
de wet die daarvan thans nog de voornaamste grondslag vormt, de
Woningwet van 1901. Over haar zegenrijke gevolgen op het gebied van
de volkshuisvesting kan ik hier zwijgen. In dit verband is slechts van
belang dat zij niet alleen de gemeenten verplichtte tot vaststelling van
een bouwverordening, maar mogelijk maakte en voor de grote en de
zich snel uitbreidende gemeenten zelfs de plicht schiep, een uitbrei-