25
Ook in ons tweede geval had door de rechtbank de vraag onder het
oog gezien moeten worden of bezitsverkrijging mogelijk was geweest
door de verkeerde omschrijving van het vast goed in de akte. Wel
licht maakte de redactie van de dagvaarding dit voor de rechtbank
onmogelijk. Maar dit had voor de rechtbank nog geen reden behoeven
te zijn eiser op zijn dwaalwegen te volgen.
Het eenvoudigste overzicht van deze zaak krijgt men door het vol
gende geval te stellen. B is door verjaring eigenaar geworden van een
perceel grond van C. Nu verkoopt B deze grond, zonder akte, aan A.
Gevolg is, dat B eigenaar blijft. A heeft dus niet de revindicatie, maar
C evenmin; zijn recht is immers verjaard. In een procedure tussen A
en C wordt er dus geprocedeerd over de eigendom van een derde.
Gaarne sluit ik mij daarom aan bij Prof. J. Eggens, die in een
analoog geval bij de beantwoording van een rechtsvraag in W.P.N.R.
3646 schreef
„Men mag m.i. alleen op het bezit zijns voorgangers een beroep
doen, voor zoover het op een overgeschreven titel berustzeker niet
bij occupatie, d.i. originaire bezitsverkrijging. Als er echter een titel
is waarin de kadastrale omschrijving niet overeenkomt met de plaat
selijke aanduiding, en daarom niet met wat de verkrijger in verband
met de plaatselijke gesteldheid redelijkerwijze mocht aannemen ge
kocht te hebben, lijkt er mij reden dien titel voldoende te achten voor
de bijtelling van het bezit. Nov. 1939-"
Verslag van de 26e Algemene Vergadering van de
Hoofdafdeling „Ruilverkaveling" der Nederlandse
Heidemaatschappij
Deze vergadering werd op 9 September 1949 gehouden in Hotel
Hofker te Nes (Ameland) des avonds om 8 uur.
In de middag werd door de leden een bezoek gebracht aan de uit
gevoerde en in uitvoering zijnde ruilverkavelingen op dit eiland.
De voorzitter, de heer H. D. Louwes, heette de aanwezigen, en in
het bijzonder de heren Hudig, Gorter en Schuurman, hartelijk welkom
en sprak een belangwekkende openingsrede uit.
Spr. prees het werk van de Ned. Heide Maatschappij op het gebied
van de cultuurtechniek in het algemeen en van de ruilverkaveling in
het bijzonder en noemde de Ned. Heide Maatschappij een kostelijk be
zit, dat niet genoeg gewaardeerd kan worden door de boerenstand.
De Ned. Heide Mij propageerde de ruilverkaveling sinds lange
jaren en voerde twee vrijwillige ruilverkavelingen uit, nl. de Dalfser
Hooislagen en de Ballumer Mieden.
Spr. schetste de moeilijke positie van Nederland tengevolge van het
Indonesische probleem, de sterke bevolkingstoename in Nederland en
de ineenstorting van ons natuurlijke achterland Duitsland en achtte het
van groot belang, dat wij er naar streven zoveel mogelijk uit onze