254 schreden. In 1901 waren de verkeersmiddelen nog uiterst beperkt. Electriciteit en andere moderne voorzieningen waren op het platteland nog bijna onbekend; de verplaatsingsmogelijkheden en de drang naar buiten dientengevolge vrij gering; grote industrieën ontbraken nog bijna geheel en stad en platteland waren nog vrij scherp gescheiden. Van strijd om de grond was toen nog nauwelijks sprake. In den regel zag een boer zelfs niets liever dan dat zijn grond voor bebouwing in aanmerking kwam. Zijn bezit steeg dan aanzienlijk in waarde en bij aankoop of onteigening werd hem dan een groot voordeel zonder enige arbeid in de grage handen geworpen. Tegenwoordig daarentegen vindt een boer of tuinder de bestemming van zijn grond tot bouw- of in dustrieterrein veelal een ramp en de thans krachtig georganiseerde land- en tuinbouw komt eveneens in het geweer. De boer moge nog steeds een ruimere geldelijke vergoeding krijgen voor de grond, hij raakt zijn bedrijf kwijt, zijn middel van bestaan, dat veel meer dan bij andere beroepen zijn levensstijl en die van zijn gezin bepaalt. En" om dat nu ons land „vol" is, gelukt het hem bijna nimmer zijn bedrijf elders voort te zetten. Thans dus moeten bij de bestemming van de grond de belangen van de landbouw, van de volkshuisvesting, van de industrie, van de natuurbescherming, van de recreatie, het verkeer en de lands verdediging en nog andere, tegen elkander worden afgewogen. De volkshuisvesting is niet meer primair, dat is nu de ruimtelijke indeling. De volkshuisvesting is een der facetten geworden waarmede bij die indeling rekening moet worden gehouden, zij het natuurlijk nog steeds een der hoofdfacettcn en in menig opzicht althans op gemeentelijk niveau nog hét hoofdfacet. Zo ergens, dan kan men in de zwaarbeproefde, zo bewonderens waardig snel zich herstellende stad waarin wij thans bijeen zijn, ge tuigen van de moeilijke, ja bijkans onoplosbare problemen waarvoor men thans bij deze ruimtelijke indeling komt te staan. Voor de weder opbouw en uitbreiding van Arnhem zijn nieuwe terreinen nodig. Het gemeentebestuur heeft de zo schone bosterreinen aan de Noordzijde overeenkomstig de wensen van de natuurliefhebbers willen sparen en daarom de bebouwing willen uitbreiden op de zuidelijke oever van de Rijn en wel buiten de huidige gemeentegrenzen op het grondgebied van het eveneens zwaar geschonden stadje Huissen. Maar het toeval wellicht kan men beter zeggen het noodlot wil dat juist die aan de grens van Arnhem gelegen gronden blijken te behoren tot die, welke het allerbest geschikt zijn voor tuinbouw en dat Huissen een bekend tuinbouwcentrum is, waarvan de tuinders bijkans allen veel te kleine en daarom zeer oneconomisch werkende bedrijven bezitten. De gronden waarop Arnhem wil bouwen zijn daarom voor Huissen onontbeerlijk om de tuinbouw te saneren. Het is een bijna tragisch conflict, dat meer dan lange uiteenzettingen het tekort aan grond in ons land aan toont, een conflict dat ten gunste van Huissen en de tuinbouw be slecht schijnt te worden. Het is duidelijk dat door uitbreidingsplannen op gemeentelijk niveau dergelijke kwesties niet opgelost kunnen worden. Zelfs gaat het in vele gevallen hier niet om zaken van provinciaal maar van nationaal

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 260