261 worden, dat inmiddels reeds allerlei bestemmingen aan gronden wor den gegeven die uit een oogpunt van algemeen belang onaanvaard baar zijn. Deze moeilijkheid heeft men getracht als volgt op te lossen zowel de gemeenten als de provincies en het Rijk kunnen openlijk ver klaren, dat zij voor een bepaald gebied een bestemmingsplan voor bereiden. Wordt een dergelijk voorbereidingsbesluit door een gemeente genomen, dan moeten B. en W. in het algemeen verzoeken om aanleg- vergunning aanhouden tot het gemeentelijk bestemmingsplan van kracht is geworden, waarna die verzoeken daaraan kunnen worden ge toetst. Het Rijk en de provincies kunnen, als bij hen een plan in voor bereiding is, de gemeentebesturen de verplichting opleggen aanvragen om aanlegvergunning in bepaalde gebieden of voor bepaalde werken aan hen voor te leggen. Alsdan kan de Minister of kunnen Gedepu teerde Staten verlangen, dat een beslissing omtrent die aanlegver gunning wordt aangehouden of dat daaraan voorwaarden worden ver bonden. Ziedaar de wijze waarop men het instituut van het bezwaar maken heeft trachten overbodig te maken. Voor allerlei werken zal men straks een aanlegvergunning moeten vragen en daarop steeds een antwoord krijgen. Dat antwoord kan echter zijn dat de beslissing wordt aange houden en die aanhouding zal heel lang kunnen duren. Daardoor kan de aanvrager natuurlijk schade lijden. In het algemeen zal hij daarvoor geen vergoeding en zelfs geen tegemoetkoming krijgen. Een uitzon dering is gemaakt voor het geval dat hij ernstige schade lijdt doordat de beslissing meer dan een jaar wordt aangehouden. Dit lijkt mooier dan het is, want hij moet aantonen dat die ernstige schade veroor zaakt is doordat als gevolg van de aanhouding het bestaande gebruik van zijn goed is belemmerd. Er is dus nooit recht op deze tegemoet koming als een aanvraag om op een weiland een huis of fabriek te plaatsen is aangehouden. Slechts in het geval dat een boer belemmerd is in het gebruik van zijn grond voor landbouwdoeleinden kan hij proberen een tegemoetkoming te krijgen. Dit alles hangt samen met de oplossing die de commissie heeft trachten te geven voor het gehele netelige probleem van de vergoe ding voor schade, veroorzaakt door ruimtekundige maatregelen. De zo juist geschetste regeling geldt nl. ook voor de schade die van kracht geworden bestemmingsregelingen de grondeigenaren kunnen berok kenen. Ook dan kunnen zij alleen een tegemoetkoming krijgen als zij in het bestaande gebruik worden belemmerd. Wie een bos heeft, kan dus niet, als zijn grond in een bestemmingsplan ook tot bos wordt be stemd, aanspraak maken op schadevergoeding omdat hem nu alle andere gebruiksmogelijkheden worden ontnomen. Een boer heeft geen recht op een tegemoetkoming, tenzij hem de uitoefening van het land bouwbedrijf door de bestemmingsregeling wordt bemoeilijkt. In onmiddellijk verband hiermede staat tenslotte nog een zeer be langrijk voorstel tot wijziging van de Onteigeningswet. Om een einde te maken aan het zgn. slapende rijk worden van grondeigenaren wier terreinen door de uitbreiding van de steden of dorpen in de sfeer van de bebouwing raken en daardoor aanzienlijk in waarde stijgen, stelt

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 267