263
gepast en weerklank zullen vinden bij de bevolking, van de inhoud
en toepassing dus van de toekomstige bestemmingsplannen. Indien
al degenen die straks deze wettelijke voorschriften tot leven zullen
moeten brengen, zich bewust zullen zijn van hun zuiver dienende
taak, van het feit dat de ruimtelijke ordening geen doel is op zichzelf,
geen eigen belangen heeft, maar slechts moet streven naar coördinatie
en synthese, om twee hier nu eens goed op hun plaats zijnde mode
woorden te gebruiken, indien voorts alle overheidsdiensten die speciale
algemene belangen behartigen, de landbouwmensen, de waterstaats
ingenieurs, de militairen, de natuurbeschermers en de volkshuisves
tingsspecialisten, zich niet in eigen departement of bureau terugtrekken,
maar hun wensen en plannen ter tafel brengen en bereid zijn deze aan
elkander aan te passen, dan zal de beste oplossing veelal gemakkelijk
en ook zonder te groot tijdverlies worden gevonden. En indien ten
slotte de burgers zelf trachten begrip te krijgen voor de vraagstukken
waar het hier om gaat, indien wij allen waakzaam toezien wat er ge
beurt in en met dit land waarin wij wonen, werken, ons ontspannen
en bewegen en dat wij moeten bewaren voor degenen die na ons
komen, dan zal zulk een levendige belangstelling van de bevolking in
al haar geledingen voor haar gemeenschappelijke problemen een waar
borg zijn, dat de ruimtekundige ordening niet verwordt tot een bu
reaucratisch geheel van voorschriften en bestuurslichamen, waarin elk
particulier initiatief dood loopt, dan zal ook de door Burnham voor
spelde overheersing van de managers, de deskundigen en specialisten,
ons bespaard blijven. Ja, dan zal de ruimtekundige ordening in ruime
mate kunnen bijdragen tot de welvaart en de voorspoed van het gehele
volk, dan zal men, naar ik hoop, spoedig en tot in lengte van dagen
weer kunnen zeggen, dat het goed is te wonen, goed is te werken en
goed is te leven in dit land. Zo ik met deze voordracht er in geslaagd
mocht zijn in deze kring de belangstelling voor de grote problemen
van de ruimtekundige ordening te wekken of te vermeerderen, dan
is het daarmee beoogde doel bereikt.
Discussie
De heer Ir. J. W. Bakker acht de bestemmingsplannen een gevaar voor de
landbouw. Vooral liet verbod verschillende zaken in een bepaald gebied te
mogen doen, het negatieve in de bestemmingsplannen, geeft aanleiding tot moei
lijkheden. Hierdoor wordt een statisch element in de ontwikkeling van de land
bouw gebracht. Bij ruilverkaveling, die dynamisch is, ontstaan daardoor moei
lijkheden. Bij de wetgeving komt ook het politieke gezichtspunt teveel naar
voren. De heer Bakker wenst een regeling die zeer soepel en ruim van opzet is.
Prof. Polak geeft toe dat er inderdaad gevaren dreigen. De bezwaren gaan
tegen de inhoud van het ontwerpdit moet meer vrijheid laten en te grote
detaillering is niet gewenst. Toch kan men de ruilverkaveling niet haar eigen
gang laten gaan. Iedere tak in de maatschappij wil dit. Dit is niet mogelijk en
overleg tussen de verschillende diensttakken is noodzakelijk. In de practijk zal,
ondanks de nieuwe wet, niet veel veranderen, mits alle partijen maar van goede
wil zijn en bereid zijn tot overleg.
Waar hier sprake is van een wet, zal de volksvertegenwoordiging moeten in
grijpen; hieraan is niet te ontkomen.
De heer Glerum vindt de industrialisatie van landelijke gemeenten ongewenst.
Hoe kan hiertegen worden geageerd?