266
Het hoofd van de Afdeling Onderzoek van de Cultuurtechnische
Dienst, Ir. W. C. Visser, heeft het vorig jaar tijdens de Ned. Land-
bouwweek duidelijk aangetoond, dat bij grotere afstand (lees slechtere
bereikbaarheid) de productie daalt. Het land wordt minder goed ver
zorgd en men zoekt het in de richting van arbeidsextensieve gewassen.
Bij ruilverkaveling moet de arbeidsbesparing dus de injectie vormen
tot productieverhoging, welke laatste gesteld wordt op 10 tot 30
De onder de punten 1 tot en met 5 genoemde voordelen worden dus
verkregen door de vorming van grote percelen en door een goede
bereikbaarheid van deze percelen. Niet voor niets wordt de eis ge
steld, dat ieder perceel aan een weg gelegen moet zijn.
Teneinde deze voordelen te bereiken, is het noodzakelijk, dat per
celen worden samengevoegd en wegen worden aangelegd, en dat dus
kosten worden gemaakt. De efficiency van een ruilverkaveling wordt
nu bepaald door de verhouding tussen de te verkrijgen voordelen en
de te verrichten uitgaven ter bereiking van deze voordelen.
Over de kosten van perceelsvergroting kan ik kort zijn.
In enkele ruilverkavelingen (Zuid-Scharwouderpolder, Slootgaard
en Waarlandspolder), waar veel water gedempt moet worden, zijn de
kosten verbonden aan de perceelsvergroting hoog. In het merendeel
der ruilverkavelingen is dit echter niet het gevalde grootte van de
nieuwe kavels heeft weinig invloed op de kosten.
Met de kosten van de wegenaanleg is het anders gesteld. Laten wij
wederom de afwatering en de ontginning buiten beschouwing, dan
vormen de kosten voor de wegenaanleg in een ruilverkaveling de
grootste post. De uitgaven worden bij een ruilverkaveling in hoofd
zaak door het nieuwe wegennet bepaald.
Bij de verkaveling van de IJsselmecrpolders heeft men gezocht naar
het evenwicht tussen de belangen van het landbouwkundig gebruik
(grote, doch niet te grote kavellengte) en de kostenfactor. De laatste
kan laag worden gehouden door de afstanden tussen de wegen zo
groot mogelijk te nemen. Men achtte dit evenwicht bereikt bij een
kaveldiepte van 800 m, dus bij een onderlinge afstand van de wegen
van 1600 m. Hiervoor was 6,25 m weglengte per ha nodig. Met deze
wegen, waaraan de percelen en in de IJsselmeerpolders ook de boer
derijen liggen, kan men niet volstaan. Er zijn ook verbindingswegen
met de dorpen nodig, waardoor de weglengte stijgt tot 12,5 m per ha.
De landmeter M. H. Warners onderscheidde in een publicatie in het
Tijdschrift der Nederlandse Heidemaatschappij van 1944 de volgende
soorten wegen
a. hoofdverbindingswegen (provinciale en Rijkswegen), die niets met
de ruilverkaveling te maken hebben. Ligt een dergelijke weg in een
klein blok, of in de lengte door een smal, langgerekt blok,- dan is
de invloed op het weglengtecijfer groot;
b. verbindingswegen, die de boerderijen met de dorpen verbinden of
die, indien de boerderijen in het dorp liggen, het bijbehorend gebied
ontsluiten